Home
1 mei 2009: vertrek
IJmuiden - Dartmouth
naar Isles of Scilly
Isles of Scilly
the Celtic Sea
Cruising Cork
Baltimore-Portmagee
Alleen naar Noorden
McDaid vs. Ireland
Zuidwest Schotland
rondje om Islay
horror North Channel
Firth of Clyde
Familievakantie
Hebriden en om Noord
Storm op de Noordzee
Redding door KNRM
Terug op IJsselmeer
Nawoord
English extract
X-Yachting Magazine
Contact
Sitemap

22 juni: horror in the North Channel

Als ik 's-morgens aan dek verschijn en de dinghy opberg is het dichte mist. Op het andere zeiljacht zie ik de zeven man in zeilpakken aarzelend over het dek scharrelen. Om 8.30 ben ik klaar om te vertrekken, maar het is nog steeds te mistig. Het weerbericht had aangegeven dat de mist in de loop van de ochtend zou optrekken en inderdaad, om 9.30 uur trekt deze grotendeels op. Mijn buren vertrekken onmiddellijk en vijf minuten later ben ik ook zover en licht het anker. Maar ik vertrek toch ongeveer een uur later dan mijn plan was. Hoewel ik aan het eind van mijn tocht vanaf Ierland naar Islay niet zoveel last had gehad van een beetje stroom tegen bij Islay, wilde ik na de ervaring van gisteren toch proberen het laatste stukje oostgaand tij te pakken naar de Mull of Oa, het zuidelijkste punt van Islay. Vanaf daar zou ik precies de start van de noordgaande stroom naar Gigha en door de Sound of Gigha kunnen oppikken. Maar door het latere vertrek zal ik op het eerste stuk steeds minder stroom mee krijgen. Sterker nog, als ik direct buiten het aanloopkanaal van Portnahaven het grootzeil zet, merk ik dat ik nu de stroom alwéér tegen heb en moeite moet doen om niet op die verdomde An Coire rots te worden gezet.

Een half uur na vertrek trekt de lucht weer dicht. De wind valt bijna weg en ik maak een voortgang van 2 à 3 knopen in dikke mist en met stroom tegen. Mijn uiteindelijke voortgang (SOG) is nog maar één knoop. Daar zit ik dan, midden op zee. De mist is zo dicht dat ik niet meer dan vijf scheepslengtes voor, achter of opzij kan kijken. Dat is één van de gevaren waar ik bang voor ben, want nu is het een kwestie van puur geluk hebben om niet aangevaren te worden. Nu had ik wel eens gehoord, ik weet niet meer van wie, dat het in Schotland kan misten. Dat was dan ook de reden om de radar aan te schaffen, een voor mij tot nog toe vreemd apparaat. Ik heb het nooit eerder gezien of gebruikt aan boord van de zeilschepen waarop ik heb meegevaren. Maar ja, op een racer zoals Tuimelaar misstaat een radardome eigenlijk en als je ooit een wedstrijdje wilt varen dan wil je zoiets niet in je mast hebben hangen. Bij X-Yachts waren ze behulpzaam en er werd een afneembare constructie bedacht en gemaakt, bevestigd op een gelagerde wagen op de spinnakerboomrail. Maar zoals vaak met technische oplossingen die niet eerder zijn getest: er ging iets mis en de boutjes braken af. Vandaar het naar beneden hangende geval dat ik in Fahan Marina had willen repareren. Daarvoor moest de gelagerde wagen van de spinnakerrail worden gehaald. Maar om te voorkomen dat de honderd kogeltjes die daarin zitten er uit zouden vallen, had ik nu van X-Yachts een los stukje spinnakerrail meegekregen. Ik zou dan in de mast hangend de wagen op het losse stukje rail kunnen schuiven, het geheel mee naar beneden kunnen nemen om aan dek de ophanging te vernieuwen en het dan weer in de mast kunnen hangen. En dat alles zonder kogeltjes te verliezen! Zoals de lezer weet: het was er nog niet van gekomen om dit klusje uit te voeren en nu, midden op zee, was het te laat.

Wat moest ik doen? Een haven aanlopen was waarschijnlijk een groter risico dan op zee blijven, maar waar moest ik dan naar toe? Ik zou nu de motor kunnen starten om tegen de stroom in Mull of Oa te ronden en dan het tij naar Gigha op te pikken, maar de Sound of Gigha, waar ik dan doorheen moest, ligt vol rotsen. Ook geen lokkend vooruitzicht in dichte mist. Terwijl ik zo zat na te denken hobbelde ik met een gangetje van 2 knopen tegen de stroom in en maakte dus nauwelijks voortgang. Tegelijk houd je natuurlijk je oren gespitst. Hoor je misschien een motor van een groot schip? Dan ga je goed rondturen in de witte massa, zodat je het schip tenminste ziet als het vlakbij komt en je - misschien - op het laatste moment nog kunt uitwijken. Opeens denk ik iets te horen, kijk om me heen, en ik zie inderdaad op 80 meter afstand een zeiljacht langs varen op de motor. Ze waren me alweer voorbij toen ik ze zag. En wat ik hoorde was het toetertje waarop een man op het voordek iedere 30 seconden blies. Zij voelden zich ook niet comfortabel, zoveel was duidelijk. Maar ik dacht niet dat dat toetertje veel ging helpen.

Maar ik, wat ging ik doen in deze wattenbrij? Ik kwam tot de conclusie dat mijn enige veilige optie was om de radardome al zeilend te repareren. Met kennelijk vooruitziende blik had ik een bootmansstoeltje aangeschaft waarmee je jezelf in de mast omhoog kunt werken. De Topclimber een mooie Nederlandse uitvinding, die ik nu dan zou gaan uitproberen.

 
[Topclimber]

Terwijl ik daarmee aan de gang ging realiseerde ik mij goed dat ik er geen enkele controle over had of ik zou worden aangevaren of zelf iemand zou aanvaren. Ik vertrouwde maar op mijn geluk, ik had hier nu dagen rondgevaren en kwam vaak niet meer dan één of twee schepen op een dag tegen, en dan nog op vrij grote afstand. Dit zeiljacht van zojuist was mij heel nabij gepasseerd, dus statistisch gezien zou ik een tijdje geen schepen in de buurt moeten tegenkomen. Hoopte ik dan maar. Ik maakte mij vast in de Topclimber en begon mezelf gewapend met een tang en een kruisschroevendraaier naar boven te werken. Maar terwijl ik daarmee begon bedacht ik mij dat ik met geen mogelijkheid snel beneden zou kunnen zijn als ik opeens een schip in de nabijheid zou waarnemen. Dan zat ik vast in de mast en ingegespt in de Topclimber. Kansloos om dan tijdig beneden en aan het roer te zijn. Ik werd hier erg zenuwachtig van. In de mast bleek dat ik ook nog een imbusschroevendraaier nodig had. Naar beneden en weer naar boven met de imbusschroevendraaier. Al heen en weer zwiepend op vier meter hoogte lukte het om de gelagerde wagen op het stukje spinnakerrail te krijgen. De hele handel mee naar beneden genomen en nu kon ik rustig zitten schroeven, assembleren en zagen tot ik het gebroken onderdeel had hersteld. Helaas vlogen de kogeltjes toch uit het lager, maar juist daarom verrichtte ik het klusje in de slakom.


[Kogellager in de slakom]


[RVS radarsteun weer op wagen gemonteerd]

Vervolgens voor de derde keer de mast in om de boel weer vast te schroeven. Inmiddels was ik wat minder zenuwachtig. Ik had nu eenmaal besloten het zo te doen. Het was de beste optie. Ik liep extra risico gedurende de tien minuten die ik in de mast hing, maar dat moest dan maar. Ik kon het klusje zonder verdere problemen klaren.

 


[Radarsteun en wagen weer aan de mast]


[Radardome weer in de mast, foto later gemaakt]

Nu was het moment aangebroken om de radar aan te zetten. Fantastisch! Ik kon duidelijk zien dat er in een straal van 6 mijl om mij heen geen boot te bekennen was. Dat gaf een veilig gevoel. Maar hoe zou ik de reis nu voortzetten?

Ik was zeker twee uur met het radarklusje bezig geweest. Ik was in die tijd gewoon blijven dobberen waar ik op dat moment was en de stroom om de zuidpunt van Islay liep nu des te harder tegen. Het zou nog krap worden om met stroom mee de Sound of Gigha in te varen en ook met radar leek mij dat geen ongevaarlijke route. Ik keek zorgvuldig naar de kaart, de stroomtabellen, de stroomkaarten, de beschrijvingen in de gidsen en ik kwam tot de conclusie dat ik eigenlijk uitstekend gepositioneerd lag om de North Channel te ronden.

De North Channel, deze naam spookte al enkele maanden in mijn hoofd rond. Het is het smalle stuk zee tussen Ierland en Schotland (langs de Mull of Kintyre), waar al het water uit de Ierse Zee zich doorheen perst, naar het noorden, of het water van de oceaan juist naar de Ierse Zee, naar het zuiden, al naar gelang de eb- of vloed beweging. Wat ik erover had gelezen had mij angst en respect ingeboezemd. Steeds vroeg ik aan zeilers: ben je wel eens door de North Channel gegaan? Hoe was het? Een Nederlandse zeiler vertelde: "Ja, ik ben er doorheen gegaan. Je weet niet wat je ziet. Overal om je heen kolkend water, eddies en overfalls. Je boot schudt heen en weer, het is een enorm spektakel maar je komt er doorheen." In de gidsen had ik gelezen dat jachten vaak dagen moesten wachten op gunstige wind om door de North Channel heen te komen. Een bootsnelheid van 6 knopen was het minimum om er door te komen. Met tegenwind er doorheen kruisen was ondenkbaar. Dan voer je immers ook nog met stroom tegen wind en dan zou je boot volledig door elkaar worden geschud in deze heksenketel. Ik las een verslag van een Engelse ex-marineman die na veertig jaar professioneel zeemanschap met zijn jacht door de North Channel zou varen. Hij lag op gunstig tij en wind te wachten in één van de weinige havens die daarvoor geschikt zijn, terwijl het weer grijs, grauw en winderig was. Hij schreef "I have always considered this a very uncooperative place." Ik vreesde dat ik hier met een Engelse understatement te maken had. Maar andere Engelsen die ik sprak zeiden: nee hoor, het is goed te doen, you just have to get the tide right. Reeds Nautical Almanac schrijft: Passage round the Mull of Kintyre within 2 or 3 miles of the coast requires great care. Ja, zo is het, maar ruimer dan 2 of 3 mijl buiten de kust kun je er niet langs, want daar loopt een verkeersscheidingsstelsel voor de grote scheepvaart en als jacht moet je daar buiten blijven. Mijn pilotboek vermeldt: Some people who have been round the Mull many times profess to find nothing to it, and others recount the most picturesque horror stories. It depends partly on luck and partly, no doubt, on the temperament of the storyteller. Ik was dus bepaald op mijn hoede en na nog diverse malen alle beschikbare informatie te hebben nagelopen bleef mijn conclusie: dit is een goed moment om er doorheen te gaan. Zelfs met mist.

Ik startte de motor om de noodzakelijke snelheid van 6 knopen te halen en wendde de steven naar het zuiden. Ik voer door een witte wereld en vertrouwde dus volledig op de radar, waarop echter geen schip te zien was, en op de GPS en kaartplotter, waarop ik ook zonder zicht exact mijn positie kon zien. Maar wat te doen als alles uit zou vallen? Dan zou het toch wel erg lastig worden, zo in de dichte mist. Ik hield daarom heel precies alle gegevens bij. Om 17.35 uur bereikte ik het punt dat ik als startpunt voor mijn tocht door de North Channel had bestempeld. Gewoon een punt midden in zee, aan de rand van het verkeersscheidingsstelsel, met coördinaten 55.25 N, 005.59 W. Ieder kwartier schreef ik op: logstand, snelheid van de boot, snelheid over de bodem, de daarvan afgeleide stroomsnelheid, de windsnelheid, de koers, de coördinaten van mijn positie en eventuele andere gegevens, zoals veranderingen van de wind en de golfbeweging. Het verliep precies volgens plan. De stroomsnelheid viel mij zelfs mee. Deze werd nergens hoger dan 2,5 knoop. Maar ik was dan ook precies met de meegaande stroom gestart. In de periode van 17.35 uur tot 19.00 had ik de stroom zien toenemen van 0,2 knoop tot 2,5 knoop. Ik was er gewoon op een heel gunstig moment doorheen gegaan. Vanaf dat moment kon ik naar het oosten gaan opdraaien, om de Mull of Kintyre te ronden.

Ik had steeds op de radar gekeken en alleen op veilige afstand één schip in het verkeersschedingsstelsel waargenomen. Ook liep ik steeds naar buiten om om mij heen te kijken, maar ik zag alleen de witte wereld. Dat is toch wel een anticlimax, dacht ik, terwijl ik een uitje fruitte voor een bal gehakt, nu vaar ik eindelijk door de beruchte North Channel, nu rond ik dan de fameuze Mull of Kintyre, en het enige wat ik zie is witte wattenbollen. Ik stak nog eens mijn hoofd naar buiten. Ik geloofde niet wat ik zag. In één minuut was de mist aan bakboordzijde volledig weggetrokken en ik zag majestueus in het avondlicht de Mull of Kintyre de zee in steken. Ik ging aan dek staan en zong uit volle borst "Mull of Kintyre, lala lala lala", want de woorden van dat supersaaie lied van Paul McCartney ken ik natuurlijk niet.


[Mull of Kintyre]

Aan de Ierse kant bleef de mist in een ondoordringbare laag hangen. Maar aan de Schotse kant voer ik naar het oosten en ging ik een schitterende avond tegemoet. Ik rondde de Mull en nam toen ook meteen maar de Sound of Sanda voor mijn rekening, waarvan mijn gids schreef dat daar de stroom nog harder loopt dan in de North Channel. Inderdaad klokte ik een snelheid over de bodem van 12 tot 13 knopen, bij een bootsnelheid onder zeil van 8 knopen. Het water was vlak, er stond een lekker windje, ook al veranderde de wind onder invloed van de heuvels aan de wal voortdurend van richting. Ik genoot van het nieuwe landschap dat uit de mist tevoorschijn was gekomen. Maar als ik naar het westen, naar de Ierse kant keek, dan zag ik daar nog steeds die dikke laag mist boven de zee hangen, waar ik mij de hele dag doorheen geworsteld had. En boven dat laag hangend wolkendek gewoon de heldere lucht. Op de foto kun je goed zien hoe juist het land volledig door een mistdeken wordt afgedekt.


[Ierland in de mist]

Door de voortdurend wisselende windkracht en -richting, en omdat ik in verband met het tij voortgang moet blijven maken, start ik af en toe de motor, of zet hem weer uit. Maar op een gegeven moment start hij niet meer! Er komt geen electrische stroom meer op het motorcircuit. Ik kijk onder alle banken naar de electrische contacten, naar de zekeringen en schakelaars, maar alles lijkt goed. Hoe moet dit nu weer? Hoe moet ik straks in de haven aankomen zonder motor? Het kan wel, natuurlijk. Ik bereid me er mentaal op voor om straks in de baai op het laatste moment de zeilen naar beneden te halen, de boot nog even uit te laten drijven en het anker uit te werpen. Zo deden we het vroeger met een BM-metje ook,dus waarom zou dat met een X-41 niet kunnen? Dan zien we morgen wel weer verder hoe we de motor aan de praat krijgen. Ik zet nog eens de hoofdschakelaar uit en dan weer aan. Probeer een half uur later nog eens de motor te starten. Hij doet het weer! Gelukkig, dat scheelt een boel stress en geregel.

Mijn doel is Campbeltown, een havenstadje aan de oostzijde van de Mull. Ik moet een paar slagen maken om bij de haveningang te komen en vanuit zee zie ik die ingang steeds onduidelijker worden. Op zee is het helder, maar de mist verzwelgt nu het land. Het licht van de vuurtoren op Island Davaar, dat het havenhoofd van Campbeltown markeert, dringt met moeite door de mist heen.


[Vuurtoren op Island Davaar in de mist, precies op de flash gefotografeerd.]


[Dezelfde plek, de volgende dag]

Toen ik eenmaal in het toegangskanaal tot de haven voer, was het niet alleen donker, maar ook weer dichte mist. Met de radar aan baande ik mij een weg door het kanaal. Weer precies mijn positie bepalend met de electronische apparatuur. Er was een smalle doorgang tussen twee boeien door. Maar liggen die wel precies op de plaats die in de electronische plotter staat? En is de plaatsbepaling door de GPS wel zo nauwkeurig, of kan ik er wel eens tien meter naast zitten? Aan dek tuurde ik in het donker om de boeien te ontwaren. Die doken plotseling op, vlakbij. Ze gleden keurig langs de boot en verdwenen weer in de mist. En dan het laatste stukje de havenkom in. Hoe ver kan ik doorvaren? Liggen er schepen voor anker? Met de motor in de laagste stand drong ik voorzichtig dieper in de baai door. Ik zat voornamelijk binnen op het radarscherm te kijken. Dat geeft rode vlekken als er iets op je weg komt. Maar het zag er goed uit. Geen rode vlekken. Alleen één grote rode vlek in het midden, maar ik nam aan dat dat mijn eigen mast was, die nu groot oplichtte, omdat ik een hoge resolutie had ingesteld. Ik steek mijn hoofd weer eens naar buiten. Vlak naast mij zie ik een grote ferry hoog boven mij uit torenen. Onhoorbaar was deze ook stationair draaiend in de mist de haven binnen gelopen. Ik neem aan dat hij mij wel gezien had op zijn radar en netjes naast me was gaan varen. Toch even schrikken. Het was dus niet mijn eigen mast, die grote rode vlek op de radar. Ik werp mijn anker uit op de plek die mij op de kaart geschikt lijkt. Door de mist heen zie ik de lampen van straatlantarens. Ik lig kennelijk vlak onder de wal.

Het is goed dat de motor weer is gaan werken. Op de zeilen had ik deze aankomst niet kunnen doen.

Ik had een enerverende dag achter de rug en sliep als een blok.

Pas de volgende ochtend kon ik zien waar ik terecht was gekomen.


[Campbeltown, toen de mist was opgetrokken]