Home
1 mei 2009: vertrek
IJmuiden - Dartmouth
naar Isles of Scilly
Isles of Scilly
the Celtic Sea
Cruising Cork
Baltimore-Portmagee
Alleen naar Noorden
McDaid vs. Ireland
Zuidwest Schotland
rondje om Islay
horror North Channel
Firth of Clyde
Familievakantie
Hebriden en om Noord
Storm op de Noordzee
Redding door KNRM
Terug op IJsselmeer
Nawoord
English extract
X-Yachting Magazine
Contact
Sitemap

19 - 21 juni: met drie vrienden een rondje om Islay

Op vrijdagmorgen om half tien kwamen Aebele, BJ en Fons aan boord na een lange reis met twee vliegtuigen en een noodzakelijke overnachting. Na enig puzzelen had ik een tochtje bedacht met voldoende interessante aanlandingsplaatsen en voldoende zeilmogelijkheden om de slechts twee dagen die zij uiteindelijk aan boord zouden zijn toch de moeite waard te maken. Het begon met een beetje toerisme op Islay: van de vele bekende whisky distilleerderijen bezoeken wij Lagavulin. De distilleerderij ligt mooi aan een baaitje, waar je zelfs met de boot zou kunnen komen, maar ook hier speelt de diepte mij parten. Na een telefoontje naar de distilleerderij, waarbij ik als antwoord kreeg dat het invaren van het baaitje geheel op eigen risico was, besloten wij om toch maar met de taxi te gaan. Maar bij de distilleerderij werd ik meteen over mijn boot aangesproken: bent u die meneer die gisteren een boot heeft aangevaren in Port Ellen? Ja, want ziet u, mijn zuster is getrouwd met ... en die ... . Mijn faam was mij vooruitgesneld op dit dorpachtige eiland. Twijfelachtige eer. 

We kregen een aardige rondleiding. Het basisingrediënt voor de whisky hier is gerst (barley) die is gerookt op turf (peat). Met dit rookproces kan een distilleerderij zich kennelijk niet onderscheiden, dus dat wordt centraal gedaan voor het hele eiland bij een grote turfbranderij in Port Ellen. De gerst wordt vervolgens door ieder van de distilleerderijen volgens het eigen proces (just add water) tot whisky gebrouwen. Lagavulin beroemt zich erop dat haar whisky het meest naar gebrande turf smaakt/ruikt en die geur is inderdaad alles overheersend in de na het bezoek aangeschafte fles aanwezig. Geef mij dan maar gerookte paling.


[Drie vrienden bij de gistkuipen, 21.000 liter per stuk (per kuip, niet per vriend)] 


[Drie vrienden bij de distilleerkolven]

Het baaitje van Lagavulin is van historisch belang, want op de rots aan het uiteinde heeft een kasteel van de MacDonald clan gestaan, die van 1150 tot 1493 vanuit Islay een groot deel van West-Schotland overheerste. Er waren op enig moment duizend man gelegerd in en om dit kleine kasteel, Dunyvaig Castle, terwijl de kleine baai was gevuld met oorlogsschepen. We wandelen naar de ruïne en klauteren tegen de stijle rotswand op om de sfeer van de oude muren op ons in te laten werken en ons de baai gevuld met oorlogsschepen te verbeelden. Het is nu moeilijk voor te stellen dat dit eiland eens het machtigste eiland van Schotland was, dat eigen verdragen afsloot met Engeland, Frankrijk en Ierland.


[ruïne van Dunyvaig Castle]


[zicht op baai en distilleerderij] 


[Lagavulin Bay vanaf Dunyvaig Castle naar het westen]

Het volgende toeristische evenement was een bezoek aan Kildalton High Cross, het oudste, althans meest verfijnde oude Keltische kruis dat in Schotland is te vinden. Het dateert uit de negende eeuw en is gemaakt door kunstenaars van het veertig mijl noordelijker gelegen eiland Iona. Niet te verwarren met Fiona, de naam van de nurkse taxichauffeuse die ons in een VW-busje rondrijdt. We lopen ook nog even door de ruïne van de 15e eeuwse kapel die naast het kruis staat. 


[Kildalton High Cross]

 
[Kildalton High Cross, detail]


[De kapel naast Kildalton High Cross, rechts er naast: het kruis] 


[De binnenkant van de kapel]

Dit soort toerisme, waarbij je in je eentje naar een afgelegen plekje gaat, waar verder niemand is te bekennen, maar waar misschien in de loop van de middag ook nog eens iemand anders komt kijken, is toch heel wat vriendelijker dan het busladingen toerisme dat we in de grote steden van Europa gewend zijn. Het geeft zo meer het gevoel dat je op ontdekkingsreis bent.

De kapel en het kruis liggen nu inderdaad afgelegen. Maar zou dat vroeger ook zo geweest zijn? Je verwacht dat hier tenminste een dorp geweest zal zijn, nu er zo'n fraai kruis en (600 jaar later) zo'n mooi kerkje zijn neergezet.

We hoeven pas om 4 uur de trossen los te gooien, want de stroom door de Sound of Islay gaat pas om 8 uur meelopen. Dan nog komen we daar iets te vroeg aan en we merken dat de stroom tot het laatste moment tegenzit, om dan in één keer om te gaan. Het is waardeloos weer. We zeilen in de regen, maar komen netjes de Sound door. Ons doel is het eiland Jura, aan de oostzijde tegenover Islay. Het moet een wild eiland zijn, met veel bossen en natuur en weinig mensen. In een gids lezen we dat de verhouding mens staat tot hert 1 op 25 is. Er zijn 5.000 herten op Jura, een eiland van ongeveer 40 km bij 10 km.

Ons doel is een inham in het midden van het eiland aan de westzijde, Loch Tarbert. Vanuit zee komend wordt de inham smaller en smaller. Links en rechts steken rotspunten uit het water omhoog. Het lijkt een onbevaarbare rivier, maar de mens heeft hier lang geleden een oplossing voor gevonden. Hoewel het eiland er uit ziet alsof er nooit een mens komt, zijn op de wal aan weerszijden stenen wit gemaakt. Een steen vlak boven de waterlijn en een steen hoger gelegen op de heuvel. Als je op het water zo vaart, dat de beide stenen boven elkaar te zien blijven, dan vaar je precies vrij van de rotsen en klippen, die lukraak in zee geworpen lijken. Zo zigzaggen we door de baai, de eerste leading line aan stuurboord, de tweede aan bakboord en de derde weer aan stuurboord. Een prachtig systeem dat perfect werkt om de toegang tot het binnenmeer te vinden. Fons houdt Tuimelaar met vaste hand op koers, terwijl we met een snelheid van ruim zes knopen dit natuurgebied binnen zeilen.


[Fons stuurt met vaste hand]

In volstrekte stilte, midden in de natuur, laten we ons anker vallen. Onderweg hebben we al gegeten, dus nu is het tijd voor een glas Lagavulin.

Aebele en BJ zijn zo gecharmeerd van dit plekje dat zij 's-morgens een rondje om de boot gaan zwemmen. Het is fris, maar ook verfrissend.


[Aebele skinnydip]


[BJ gaat voor de Fa reclame!]

Na het ontbijt blazen we de rubberboot op en varen langs rotsen met zeehonden naar de wal.


[Zeehonden in Loch Tarbert]

We gaan op ontdekkingstocht.


[De expeditie landt aan op Jura, Loch Tarbert. In de verte: Tuimelaar]

We beklimmen de heuvels rond de baai en genieten van de stilte en de natuur. Het is een mooi decor voor Tuimelaar, op onderstaande foto een nauwelijks waarneembaar stipje.


[Tuimelaar in Loch Tarbert, Jura]

 
[Aebele: "De essentie hebben we gezien"]

Bij terugkeer naar de dinghy herinneren we ons dat we tijdens het aanlanden mosselen hebben gezien. Maar waar zijn die beesten nou? De slimmeriken blijken zich onder het zeewier voor ons te hebben verstopt, maar als wij dat trucje door hebben weten we al gauw een mooie portie te plukken. Gelukkig heeft onze kok wortel, prei en ui aan boord. De mosselen zijn gauw schoongemaakt en bereid. Nu komt het aardige cadeau van X-Yachts bij de doop van Tuimelaar te pas. De dégustation Loch Tarbert met champagne van X-Yachts is een succes. Wij drinken op het team van X-Yachts dat de hele reis van Tuimelaar uitstekend ondersteunt.


[Dégustation Loch Tarbert]

Naar Oronsay

Om een uur of twee lichten we het anker en verlaten Loch Tarbert met dezelfde zigzag koers tussen de klippen door. Opnieuw gebruik makend van de leading lines. Deze keer op de motor, want het is tegen de wind in en er is echt geen ruimte om door deze nauwe passage te kruisen.

Ons doel was het Hebriden eiland Colonsay en we gaan eens even lezen in de toeristengids wat daar zoal te beleven is. Behalve een geestig verhaal over een wereldschokkende gebeurtenis in 2006 ('The end of innocence', zie hieronder), lijkt er niet zo heel veel te beleven te zijn en ook de baai lijkt wat onbeschut. Dan lezen we: Just off the southern tip of Colonsay is the island of Oronsay, 2 miles square with a population of six and one of the highlights of a visit to Colonsay. Maar de normale toerist kan er alleen komen door een flinke wandeling te maken over Colonsay en dan met laagwater, als een soort wadloper, over te steken naar dit mini-eiland.

Met Tuimelaar kunnen wij dit anders doen, temeer omdat er een mooie door klippen beschutte baai is. Tegen het einde van de middag gaan wij voor anker in deze baai, blazen opnieuw de dinghy op en varen naar het strand.


[Tuimelaar voor anker, beschermd door de klippen van Oronsay. In de wolken: Jura]

Er volgt een wandeling door weidse velden met loslopende koeien en schapen, met zicht op een rotswand, aan het eind waarvan de ‘bebouwde kom’ van Oronsay is te vinden. Die bebouwde kom bestaat uit een fraai gerestaureerde farm en de prachtig geconserveerde ruïne van een Augustijnse priorij uit de veertiende eeuw.


[Bebouwde kom Oronsay, links van de rotsen]

Het ligt er allemaal zeer goed verzorgd en rustig bij. Netjes uitgestald voor de één of twee toeristen die hier op een dag komen, in combinatie met een frisse wandeling over het eiland tussen het loslopende vee en de alom aanwezige vogels, omspoeld door de zee.

 


[Ruïne van de14e eeuwse priorij van Oronsay]

 


[14e eeuws Keltisch kruis]

Om deze priorij in context te plaatsen is het goed om te weten dat Oronsay en Colonsay op zichtafstand liggen van het noordelijker gelegen kleine eiland Iona. Dit eiland dankt zijn ontwikkeling aan het feit dat St. Columba, een Ierse prins die het christendom wilde verspreiden, in het jaar 563 voet aan wal zette met twaalf mede-reizigers en op Iona een klooster vestigde. Door de bijzondere kwaliteiten van Columba werd dit klooster een centrum van educatie en een pelgrimsoord voor de Europese christelijkheid, wat het tot op de dag van vandaag is. Het Book of Kells, het bekende evangelieboek met rijke illustraties en miniaturen (te bezichtigen in de bibliotheek van Dublin), daterend van rond 800 na Christus, wordt toegeschreven aan de Columbaanse monniken van Iona. De uitstraling van Iona bracht ook cultuur en beschaving naar de omliggende eilanden. Zo ontstond er rond 1500 een centrum voor beeldhouwkunst op Oronsay, geleid door een van Iona afkomstige beeldhouwer en metselaar, Mael-Sechlainn O Cuind. Zoals blijkt uit de voor de beeldhouwwerken gebruikte materialen en uit de vindplaatsen van aan Oronsay toegeschreven beelden op de omliggende eilanden, werd er in die tijd al druk met honderden kilo’s wegende stenen rond gevaren om daar op Oronsay grafbeelden van te laten maken, die vervolgens weer naar andere eilanden en bestemmingen in Schotland werden versleept. Dit stukje wereldgeschiedenis is moeilijk te bevatten als onderdeel van dit verwaaide eilandje, waarover wij nu tussen de koeienmest wandelen.

Van de ruïne van de priorij is één gebouw van een nieuw dak voorzien. In dat gebouw bevindt zich een collectie van de hier gemaakte 14e en 15e eeuwse beeldhouwwerken en grafmonumenten.

Colonsay: The end of innocence

On 26 October 2006, the population of Colonsay was scandalized by an event that would shake the very foundation of island life: a hitherto unthinkable deed so heinous it would have everyone talking about it for many weeks and months to come, not to mention thrusting this quiet, unassuming Hebridean Island onto the front pages of the national press. We are talking here about the theft of £ 60 from 75-year–old Davie Sutherland’s money box. Perhaps not so exceptional in the grasping corrupt and greedy 21st century world of the Scottish mainland, but this is a place where the front door key is a redundant item. Islanders never lock their doors, and this was the first theft in living memory. Not since the Viking invasion had the residents seen the like. Only this time, the sneak thief was a visiting worker from Glasgow, not Norway, and arrived on a car ferry, not in a longboat. With no local bobby on the island (crime is non-existent), and the next ferry to the mainland not due to leave till the following day, the culprit had to spend an uncomfortable night under the suspicious eye of every islander, word of his crime was passed from neighbour to neighbour. Indeed, he was fortunate that a number of community leaders were off the island. As one of them put it: “He was a lucky boy. If a few of the other lads were still on the island, they would have murdered him for picking on wee Davie.”A few days later, the thief was fined £ 400 at Oban Sheriff Court and ordered to pay back Davie’s £ 60. But despite the pensioner’s unique place in the annals of true crime on Colonsay, Mr Sutherland has no intention of locking his door in future. “Nobody locks their door here and why should they?” he said defiantly.
(Overgenomen uit Footprint Scotland Highlands & Islands, 2007)

21 juni: terug naar Islay

's-Morgens om vijf uur sta ik op en maak me klaar om het anker op te halen. Ik ben van plan gewoon te gaan varen. Dan zie ik wel wie van de drie al wil opstaan of misschien juist wil blijven liggen. Maar al gauw voegt BJ zich bij mij en als we eenmaal varen komen ook Aebele en Fons aan dek. We moeten zo'n veertig mijl afleggen terug naar Port Ellen, waar we om 2 uur, of uiterlijk half drie moeten aankomen, zodat de drie hun vliegtuig kunnen halen. Acht à negen uur varen lijkt mij ruim begroot voor deze afstand. Tijdens het zeilen eten we de eieren met spek. Al gauw blijkt dat de wind zich, anders dan voorspeld en verwacht, tegen ons keert. Wij moeten naar het zuiden en, ja, de wind waait voor het eerst in tijden uit het zuiden. Na aanvankelijk te zijn toegenomen neemt de wind af. Maar de golven blijven doorrollen hier aan de onbeschermde westelijke kant van Islay en drie mannen aan boord zien wat wit om de neus. In de loop van de ochtend blijkt dat het tijdschema steeds krapper wordt en om een uur of elf start ik de motor. Wij hebben dan al besloten om niet Port Ellen aan te doen, maar een dichterbij liggend vissersplaatsje, Portnahaven, dat precies achter een paar beschemende rotsformaties op de zuidwestelijke punt van Islay, Orsay, ligt. Maar naarmate wij Orsay naderen wordt de voortgang steeds minder. Ik had er wel op gerekend dat wij het laatste stukje één of anderhalve knoop stroom tegen zouden hebben, maar dit lijkt veel meer te zijn. Het water is onaangenaam bewegelijk, met korte stijle golven, waar zich stekelige puntjes op vormen. Ik begin mij te beseffen dat wij in een race rond Orsay terecht zijn gekomen. Toch iets te nonchalant geworden door alle moderne apparatuur. Ik had natuurlijk tevoren netjes de gidsen er op moeten nazien en dan had ik ook de tekst in kleine lettertjes in Reeds Nautical Almanac kunnen vinden: To the SW of Orsay there is a race and overfalls which should be cleared by 3 miles. [The SE going stream's] speed rates are 6 - 8 knots inshore, but decrease to 3 knots 5 miles offshore. Wij zitten er middenin. Volle kracht vooruit en 7 knopen op de snelheidsmeter, maar onderdeks zie ik op de electronische kaartplotter dat onze voortgang over de bodem zero knots is, terwijl de kaartplotter als estimated time of arrival aangeeft: NEVER. Door heel precies bij te sturen met de autopilot en steeds bij te houden wat de invloed van mijn koerswijzigingen is op de voortgang over de bodem (speed over ground, SOG en Course over Ground, COG), zijn we in staat de stroom dood te varen en ook iets dichter bij de haveningang te komen. Maar het is lastig, want net naast de haveningang aan de zeezijde ligt een naar rotsje, An Coire geheten, waarover mijn pilotboek vermeldt: Keep towards the Islay shore when approaching unless you are certain that the tide is running towards southeast to avoid being carried on to An Coire. Dit had ik van tevoren wel gelezen, maar zonder te weten met wat voor stroomsterktes we te maken zouden krijgen en, helaas, wij komen juist vanuit zee, vanuit het noordwesten, dus niet aan de kant van de Islay shore en we weten zeker dat de stroom is running towards northwest. Wij moeten dus met een ruime boog om An Coire heen en het kost ons minstens een uur om ongeveer een mijl hoogte te winnen om er veilig omheen te kunnen draaien. Maar opeens, als we dan voldoende landinwaarts zijn gevaren, zijn we vlakbij de haveningang. We maken een U-bocht en varen in noordwestelijke richting het toegangskanaal in. Geflankeerd door rotsen, waarop we ondanks het heiïge weer de zeehonden kunnen zien liggen. De stroom jaagt ons met grote snelheid door het kanaal, maar opeens opent zich aan stuurboordzijde een kreek, waar wind, stroom en zelfs de tijd verstild lijken. We wijken hooguit twintig meter naar stuurboord uit en geraken zo uit de stroom die door het kanaal loopt. Tuimelaar valt stil in het rustige water van de kreek. Het is een kleine kreek omringd door huizen, waarin lokale bootjes op de moorings liggen. De twintigste en eenentwintigste eeuw lijken er aan voorbij te zijn gegaan.


[Portnahaven]

We blazen snel de dinghy op en mijn drie vrienden staan precies op tijd aan wal om de taxi te nemen naar het vliegveld. Het is zondagmiddag, twintig over twee. Ze zullen pas op maandagavond thuis blijken te zijn, want in verband met mist worden achtereenvolgende vluchten van en naar Islay geannuleerd.

Ik blijf alleen achter en keer terug naar de boot. Het alleen zijn ben ik nu wel gewend en hoewel ik met enig sentiment afscheid neem van mijn vrienden, voelt het nu gemakkelijker dan eerst om alleen te zijn. Ik lig hier in dit mooie baaitje, een beetje in de mist. Er is een werfje, waar een vistrawler ter reparatie op de kant ligt, met daarnaast een scheef gezakte houten vistrawler die beyond repair is. Je vraagt je af waarom zo'n boot niet gewoon gesloopt en verwijderd wordt, maar zijn aanwezigheid past wel goed in het beeld van deze haven.


[Portnahaven, werf]

Af en toe steekt een zeehond in de kreek zijn kop boven water. Zijn vrienden liggen verderop op de rotsen.

Een man vaart langs in een klein bootje. "Ga je vissen," vraag ik. "Ja." "Ik ben wel geïnteresseerd in een vers visje." "Ok, no problem." Anderhalf uur later komt het bootje terug met een krat vol vis en en de visser houdt een krat voor mij op met een grote vis en vier makrelen. "Alsjeblieft." Ik zeg dat ik genoeg heb aan de grote vis en wil betalen. Maar nee, het is een cadeautje. Ik dacht dat de man zijn netten was gaan leeghalen, maar nee, hij was gaan hengelen. Ongelofelijk, zoveel vis bij elkaar gehengeld in anderhalf uur. Hij moet wel precies weten waar ze zitten ... en hoe hij ze omhoog krijgt!


[Hengelaar met vis]


[Vis op achterdek]

Op het achterdek ontkieuw ik de vis en maak ik hem schoon met mes, snijplank en puts. Het is een grote en natuurlijk superverse vis die gebakken in een beetje boter heerlijk smaakt.

Op deze langste dag ga ik 's-avonds nog even aan wal. Het is behoorlijk heiïg, maar om elf uur is het nog niet volledig donker. Het is hier al vrij noordelijk, hoger dan Kopenhagen, dus de dagen zijn inderdaad lang. Aan de haven is een piepkleine pub, An Tigh Seinne, met niet meer dan drie tafeltjes in de gelagkamer. In de keuken staat een AGA Cooker, waarop voor de gasten wordt gekookt. Dit tot ongenoegen van de waardin, "want als het heel druk is verliest de AGA te snel zijn warmte." Ik weet niet precies wat ik me bij dat "heel druk" moet voorstellen. Ik word aan tafel gevraagd bij de zevenkoppige bemanning van een ander zeiljacht dat na ons in de baai voor anker ging. Ze zijn zeer geïnteresseerd in mijn verhalen. Als solo-zeiler heb je kennelijk snel aanspraak en de meeste mensen die ik spreek vinden het toch wel heel wat, zo in je eentje. Maar met zeven man een week op een gecharterde boot, dat lijkt me toch niks.

Als ik weer aan boord ben en te kooi ga, hoor ik de zeehonden op de rotsen huilen.

Morgen wil ik naar Gigha. "Je spreekt het uit GIA" verbeterde mijn hengelaar me. Waarom schrijven jullie het dan niet zo? Stelletje ... stelletje ... Schotten!