16 - 18 juni: Naar Schotland
Via Dublin arriveerde ik op 16 juni 's-avonds weer op het vliegveld van Londonderry, met een klein propellor vliegtuigje deze keer, 35 minuten vliegen vanaf Dublin.
Tuimelaar lag er nog net zo bij als ik haar had achtergelaten, alleen met een laagje stof op het dek, verwaaid van het braakliggend zandterrein van Fahan Marina. Ze verlangde dus duidelijk naar het ruime sop om haar dekken weer eens even lekker schoon te spoelen. Ik wilde de volgende ochtend voor het middaguur vertrekken. Eerder kon niet echt, omdat het water dan nog niet hoog genoeg zou staan om over de drempel te varen die de marina van de rivier scheidt, maar later wilde ik niet, omdat ik voor donker in Schotland, op het eiland Islay wilde aankomen. De afstand is zo'n 66 mijl, dus ik moest er toch vanuit gaan daar wel 10 uur over te doen. Bovendien moest ik het hele stuk proberen stroom mee te houden, in ieder geval rond Malin Head, waar de stroom met 2 tot 4 knopen kan lopen en daar kom je niet tegenin.
Maar er waren ook nog klusjes te doen: water tanken, etensvoorraden aanvullen, nieuw tankje Camping Gaz, want de reservetank was leeg en de andere zou over een paar dagen ook wel leeg kunnen zijn. En de maststeun voor de radardome repareren, want die bleek aan het eind van de laatste tocht afgebroken te zijn. De radar hing toen een beetje zielig scheef naar beneden aan een draadje.
Eerst maar het meest dringende klusje: etensvoorraden. Hoe kom ik van de haven in een winkel, zonder auto? De juffrouw in het havenkantoor wist het ook niet. Of toch: je kunt wel met me meerijden, want ik moet toch brieven posten. Ok, in het oude auto'tje, hup naar de supermarkt gebracht. Ik dacht dat ik zou worden afgezet, maar nee ze wachtte buiten in de auto op me. Met het Camping Gaz probleem wilde ze ook wel helpen. Even naar het volgende tankstation, daar hebben ze het vast. Nee, toch niet. Dan nog maar een tankstation proberen. Nee, ook niet. Dan gaan we maar eens bellen. Ook dat hielp niet, maar O'Neills zal het zeker hebben, die hebben alles. Daar aangekomen: nee, dit hebben ze toch niet. Inmiddels was het elf uur en ik begon wat onrustig te worden. Ja, ik wilde wel graag een gastankje, maar de oude was nog niet op en misschien kon ik het op Islay ook wel krijgen. Op tijd vertrekken om het tij niet te missen was voor mij belangrijker, te meer omdat het volgens het weerbericht morgen (te) hard zou gaan waaien. Maar mijn chaperonne was onverzettelijk en met zoveel bereidwilligheid durfde ik haar niet te stoppen. Een tankje wilde ik hebben, dacht ze, dus een tankje zou ik krijgen. Uiteindelijk reed ze me helemaal terug naar Londonderry om bij fornuizen winkel Adair inderdaad de Camping Gaz tankjes te vinden. Ik heb er toen maar meteen twee gekocht.
Om 12 uur was ik weer bij de boot en ik maakte onmiddellijk los. Op de motor voer ik het eerste stuk Lough Swilly uit, terwijl ik binnen en buiten de boot orde op zaken stelde. Pas na een uur varen realiseerde ik mij dat ik door het overhaaste vertrek had verzuimd om water te tanken, terwijl de tank bijna leeg was en ik juist de afgelopen dag expres flink water had verbruikt om het oude tankwater te kunnen vervangen door vers water. Onmiddellijk een rantsoen ingesteld, wat op zich makkelijk is als je in je eentje bent. Maar toch vervelend, want ik was eigenlijk niet van plan om op Islay met de boot naar de wal te gaan. Over twee dagen zou ik daar mijn drie vrienden Aebele, BJ en Fons oppikken en ik ging er van uit dat ik voor anker zou gaan en hen met de dinghy aan boord zou brengen. Nou ja, eerst maar eens de oversteek naar Islay maken.
Er stond een flink windje, kracht 5 à 6, maar deze keer kwam het van achter, dus het werd toch een redelijk comfortabele tocht. Ik zag achter de boot uit de oceaan golven, zon, wind en regen komen, maar de donkere regenwolken van waaruit ik grijze regengordijnen zag neerdalen, passeerden Tuimelaar steeds aan bakboord of aan stuurboord. Op wonderbaarlijke wijze bleef ik zo droog en voer ik het merendeel van de tijd in een lekker zonnetje. Grotendeels met twee riffen en het laatste stuk met één rif. Met snelheden die varieerden van 5,5 knoop tot 9 à 10 knopen. Af en toe was een gijpje nodig, maar dat ging ondanks de flinke wind uitstekend. En inderdaad vrijwel tot Islay stroom mee, hoewel het effect wat tegenviel, omdat het doodtij was. Halverwege de tocht laat ik het Ierse gastvlaggetje neer en hijs de Engelse vlag in het want. Schotland is dan nog wel niet in zicht, maar ik vaar hier ter hoogte van Noord-Ierland, dus ook dat rechtvaardigt de Union Jack.
[Islay, eerste zicht op Schotland, 16 juni 's-avonds]
Om 22.10 uur, direct na zonsondergang, gooide ik het anker uit in de baai van Port Ellen, voor het strand van Kilnaughton Bay. Ik was de enige. In de verte, in het havenkommetje van Port Ellen achter de ferry die daar klaar lag, waren nog een paar mastjes te zien. Er zou daar iets van een marina moeten zijn, maar die was kennelijk nieuw en mijn pilotboek was er onduidelijk over of de ondiepe havenkom daar op voldoende diepte was gebracht. Voor het moment lag ik hier prima op mijn anker.
De volgende morgen was het echt hard gaan waaien, windkracht 7 tot 8 met om de drie kwartier een zware regenbui. Ik lag wel wat te hobbelen achter mijn anker, maar het lag vast als een huis. Maar ja, ik moest toch water tanken en voor Aebele, BJ en Fons was het toch wel makkelijker om gewoon van de steiger aan boord te stappen. En ik wilde zelf ook wel even het eiland een beetje verkennen. Toch maar naar de marina varen, dan, en kijken of ik er in pas.
Nou, dat viel tegen. Met de wind achter werd ik met een snelheid van vier knopen de onbeschermde marina (het woord is eigenlijk te veel voor een drijvende steiger met aan weerszijden 15 boten) in geblazen. Op de steiger verzamelden zich wat mannen die mij met gebaren adviseerden waar ik kon liggen. De eerste plek die zij aanwezen was een lage wal en echt onmogelijk voor mij om in te draaien, maar inmiddels had ik door de wind zoveel vaart gekregen dat ik ook niets anders meer kon doen. Ik draaide een pijlsnelle U-bocht en wist nog net zonder de kant te raken tegen de wind in terug te draaien, de havenkom weer uit. Tweede poging. Inmiddels hadden de stuurlui aan de wal een beter plekje bedacht: aan de hoge wal aan de andere kant van de steiger. Weer kwam ik met te grote vaart aanzetten, maakte nu voorbij de drijvende stijger opnieuw een U-bocht, zodat ik tegen de wind in de box in kon varen. Maar zodra Tuimelaar dwars op de wind kwam hield ze op met doordraaien en ik moest vol gas geven en hard naar bakboord sturen om haar toch door de bocht te krijgen. Er zat niets anders op, want terug kon ik niet. Om dit mini-haventje te maken was er maar een heel klein kommetje diep uitgegraven en als ik niet was doorgedraaid was ik zeker door de harde wind op de zandbank achter de kom gezet. Vol gas dus, maar ik kwam net ruimte te kort in de bocht en mijn inmiddels onverzettelijke anker schepte de railing van een mooi aluminium jacht, dat op haar beurt een flinke beschadiging in de gelcoat van mijn boeg sloeg. Van het aangevaren jacht was een scepter ontwricht en de achterpreekstoel uit het dek getrokken. Met behulp van de stuurlui aan de wal werd Tuimelaar vastgemaakt. De rest van de dag was ik behoorlijk uit mijn humeur. "Today was not a good day for sailing."
Maar ja, zoals de toekijkers op de wal zeiden "you did a great job, couldn't have done it with my boat" en "it could have been a lot worse". Daarmee laat ik me dan maar troosten en de mevrouw van de door mij aangevaren boot lacht 's-avonds ook alweer naar me en de wind neemt langzaam af en de regen houdt op, dus mijn humeur klaart zienderogen op.
In ieder geval kon ik de watertank vullen. Het eerste bord dat ik aan wal tegenkwam vermeldde: Camping Gaz te koop. Het laatste klusje op mijn lijst voor vertrek van Lough Swilly, het repareren van de ophanging van de radardome, kon ik nog steeds niet doen. Ik moest daarvoor de mast in klimmen en Tuimelaar lag hier op die steiger te wiebelen dat het een lust had. Geen goede omstandigheden om op vier meter hoogte in de mast hangend met schroefjes en kogellaggerballetjes te prutsen.