30 mei tot 1 juni: Baltimore naar Portmagee met GJ
Met vriend GJ heb ik afgesproken dat ik hem vandaag, 30 mei, in Baltimore oppik. Hij komt om 10.30 uur aan op het vliegveld van Cork en moet met een taxirit van anderhalf uur Baltimore zien te bereiken. Een andere manier is er niet, tenzij je nog een dag in het openbaar vervoer wilt doorbrengen, maar dat is niet zo efficiënt voor een driedaagse vakantie. Om 8.30 uur maak ik Tuimelaar los van de mooring in Castletownshend en vaar de kreek uit. Ik kan nog een foto maken van Drishane House, gezien vanaf het water.
[Drishane House]
Rechtsboven in de foto zie je (met moeite) de bovenverdieping van het huis. Het gebied links daarvan, binnen de muur, voornamelijk bossig, is het landgoed waar ik gisteren langs het muurtje wandelde en door het hek een foto nam van de monding van de kreek, waar ik nu vaar.
Het is ongeveer 12 mijl varen naar Baltimore. Ik hijs de zeilen. Aanvankelijk staat er een matig windje, maar als ik vlakbij Baltimore ben neemt de wind toe tot ongeveer kracht 5. Baltimore ligt aan een natuurlijke ronde baai, omsloten door rotsen, met een smalle ingang naar zee, van ongeveer 150 meter breed. Aan weerszijden van deze ingang rijzen de rotsen zo'n 40 meter stijl omhoog. Van zee uit gezien aan de rechterkant, de oostzijde, staat een hoog wit daymark zo'n beetje in de vorm van de raket van 'Kuifje en de raket naar de maan.' Het daymark is bedoeld om vanuit zee de haveningang herkenbaar te maken, want anders zou hij wegvallen tussen de rotsen en klippen. Mijn plan is om binnen in de ruime baai mijn zeilen naar beneden te halen, want daar zijn minder golven en volgens de kaart heb ik daar voldoende manoevreerruimte. Ik zeil met halve wind tussen de rotsen door die smalle ingang de baai in, de snelheidsmeter wijst 10 knopen aan. Ik houd geconcentreerd het stuurwiel vast, want 150 meter breedte is niet veel als je met zo'n snelheid komt binnen stuiven op een hobbelige zee. Boven, onder het daymark, zie ik de mensen staan kijken. Het moet een mooi gezicht zijn. Ik zwaai naar ze met de 'plaatsvervangende' gedachte aan hun mooie uitzicht op mijn schuimende bootje. Er wordt teruggezwaaid. Maar helaas komt niemand me later in de haven een fotootje brrengen.
Ik maak vast aan een mooring in afwachting van GJ. Om 12 uur belt hij dat hij op de pier staat te wachten. Ik was van plan de dinghy gereed te maken, maar het is toch handiger om de boot even naar de pier te varen en zo GJ op te pikken. Ik vraag hem even na te gaan of ik daar ergens kan vast maken (het is maar een klein kommetje, bedoeld voor de ferry en voor een enkele toeristenboot met hengelaars). GJ vindt een plekje en ik vaar naar de pier. Terwijl GJ met jerrycans heen en weer loopt om de watertank bij te vullen (er is wel een kraan, maar geen slang), probeer ik in het enige mini-winkeltje wat eten te kopen en wat andere spulletjes die ik nodig heb. Onder andere vier harpsluitinkjes. Daarvoor mag ik zelf op de zolder van het supermarktje gaan zoeken, waar de winkelier een allegaartje aan nautische spullen heeft, waaronder de vier harpjes. En verdomd, in een apart huisje heeft hij ook nog een vol tankje Camping Gaz voor me, waar ik al dagen naar op zoek ben. En ja, de tankwagen die hier twee keer per week komt om schepen van diesel te voorzien is net weg (op de ferry naar het eiland), maar hij heeft in een schuurtje op de pier ook nog wel twintig liter diesel voor me. Zeekaarten van het noordwestelijke deel van Ierland is te veel gevraagd, maar daarvoor verwijst hij me naar de pub next door. In deze overvolle pub neemt de eigenaar tussen het serveren van de chowder even de tijd om me mee te nemen naar een soort stoffig navigatiehoekje achterin. Daar haalt hij een aantal oude zeekaarten tevoorschijn. Voor twintig euro mag ik de vijf kaarten meenemen. Ze zijn immers allemaal al jaren oud (1975!). Toch fijn om de papieren back-up te hebben voor het geval de electronische plotter uit valt. Toen ik de reis aan het plannen was en ook alle kaarten wilde kopen (naast de dure software voor de plotter) zei de winkelier in Muiderzand opeens: "vorig jaar had ik ook iemand die twee maanden wegging en alle kaarten kocht, maar uiteindelijk is hij alleen maar hier geweest," waarbij hij een stukje van een vierkanten centimeter op de kaart aanwees. Toen ben ik opgehouden met kaarten en pilotboeken te kopen met de gedachte dat ik ze ter plaatse altijd wel zou kunnen bijkopen. Ik wist niet dat er in deze zeedorpjes zo weinig te krijgen zou zijn. En Baltimore is nog relatief groot en toeristisch. Pas nu dringt de betekenis van een passage uit mijn pilotboek 'Cruising Cork and Kerry' tot mij door:
A large boat is not necessary provided it can accomodate the crew comfortably and can carry provisions, reserve water and fuel to keep the ship operational for a week or more.
De haven van Baltimore is niet erg diep. Toen ik om half één aanlegde aan de pier stond er nog 3,70 meter water. De winkelier verzekerde me dat ik er met mijn 2,5 meter geen probleem zou hebben, maar ik was er niet gerust op. Tegen GJ zei ik dat ik voor kwart over twee weg wilde zijn. Om zeventien over twee maakten we los. De dieptemeter wees 3,10 meter aan. Hoe veel gas ik ook gaf (het schroefwater kolkte door de hele haven), Tuimelaar bleef liggen als een huis. De kiel stond kennelijk al op een omhoog stekend stukje rots. Gelukkig kwam er net een stevige motorboot voor sportvissers langs. Die nam een lijn van ons aan, gaf vol gas vooruit en wist ons net los te krijgen. Ik denk dat het tien minuten later niet meer was gelukt.
GJ had wat moeite met de overgang van land naar zee - en misschien ook met de overgang van werk naar vrije tijd. De wagenziekte die hij tijdens de landelijke taxirit had opgelopen ging nog voor wij het zeegat kozen over in flinke zeeziekte. Tijdens het korte tochtje naar Barloge Creek, lag hij regelmatig in het gangboord met het hoofd boven zee, hoewel er na de eerste paar keer al niet veel maaginhoud meer over was. Toch riep hij steeds dat hij het fantastisch vond en het niet had willen missen.