7 tot 9 mei: Dartmouth naar Isles of Scilly
Tijdens de tocht naar Dartmouth had ik al met enige ongerustheid gezien hoe het anker, oversized als het is en ver voor het schip uit stekend, steeds de klappen van de golven opving als de boeg in het water dook. Toen ik in Dartmouth het anker inspecteerde bleek dat de 8 mm dikke stalen borgpen volledig was verbogen. Het anker was niet meer uit het ankerbeslag te nemen. Met een roestige hamer en een roestige bout, geleend van een vissersboot, hamerde ik de borgpen eruit. Vreselijk om dat oud roest aan boord te brengen van mijn gloednieuwe, super gebalanceerde en lichtgewicht Tuimelaar, en om als een sloper op dat ankerbeslag te keer te gaan. Het ankerbeslag was ook enigszins los gekomen van het dek en in het polyester van de romp waren haarscheurtjes te zien. Het was duidelijk dat ik het anker niet langer zo zou kunnen voeren. Jammer, want ik had het juist zo laten maken dat ik als solozeiler, met het anker gereed liggend op de voorplecht en de afstandsbediening van de ankerlier bij het stuurwiel, gemakkelijk zou kunnen ankeren. Voor het moment het anker losgeschroefd en in de achterbak opgeborgen.
Op 7 mei 's-avonds kwam zus Lili aan boord voor de oversteek naar de Isles of Scilly. Een tocht van ongeveer 130 mijl. Ik had haar gewaarschuwd dat het een echte tocht op open zee zou worden, mannenwerk zogezegd, en dat er, eens vertrokken, geen weg terug was. Ze vond het heel spannend en was vastbesloten deze overtocht mee te maken. We aten gauw een visje in de pub en vertrokken met het laatste beetje licht van die avond. De rivier lag er prachtig bij.
[Roeiers op River Dart in avondzon]
Ik had gezien dat het in de loop van de nacht en vooral de volgende dag harder zou gaan waaien (windkracht 5 tot 6) en wilde voorkomen dat we ons door de duisternis en hardere wind zouden laten weerhouden om te vertrekken. De trossen losgegooid, dus, en gewoon hup, de zee op. Het was een prachtige nacht met een mooie maan, maar inderdaad begon het al gauw wat harder te waaien en Lili werd langzaamaan zeeziek. Toch gaf ze geen kik. Ze wilde het meemaken en ze bleef de hele reis stoer meedoen. Voorzover de zeeziekte dat toeliet.
Ook deze tocht was weer uitsluitend kruisen. Ik stond er grotendeels alleen voor, maar toch was het fijn om met zijn tweeën te zijn. Solo zeilen met zijn tweeën is toch leuker dan alleen. Dat hadden Egbert en ik ook al geconstateerd. Want ook op de eerste tocht stond je er tijdens je wacht alleen voor, maar het was toch fijn om tijdens de wissel even te kunnen praten over je belevenissen en om te weten dat er in geval van nood iemand was om bij te springen.
Tijdens deze tocht moest ik in mijn eentje het waken en slapen voor mijn rekening nemen. Een goede oefening. Tijdens de nacht ging ik steeds een kwartier onderdeks, natuurlijk met volledige zeiluitrusting en zwemvest aan, en probeerde dan een kwartier weg te dommelen. Ik liet me door een kookwekker wekken na dat kwartier, om even mijn hoofd boven dek te steken. Rond kijken: geen scheepvaart? Lig ik nog op koers? Staan mijn zeilen goed? En dan weer een kwartier wegdommelen. Op een gegeven moment steek ik mijn hoofd boven dek en zie ik vlakbij op een kruisende koers een enorm zeeschip aankomen. Ik vloog naar buiten en ging overstag. Heel erg geschrokken. Daarna heb ik de "slaaptijd" verkort tot 8 minuten. Bij dit incident was het zicht slecht, dus waarschijnlijk had ik het schip daardoor niet eerder gezien. Toch een goede les: pas je slaaptijd aan aan het zicht. Ik heb Lili maar niets verteld.
In de loop van de volgende dag werd het helder weer met harde wind. Lili voelde zich iets beter en kwam aan dek. Ze kon het zicht op de wilde zee, waar Tuimelaar wonderbaarlijk genoeg steeds boven bleef drijven, wel waarderen en vond het erg mooi. Ik vond het dapper van haar dat ze ondanks de zeeziekte en de angstaanjagend hoge golven kon genieten. Net als op de eerste tocht maakten we tijdens de cycli van zes uur stroom tegen heel weinig voortgang. Reken maar uit: 6,5 knoop voortgang in een hoek van 45 tot 50 graden ten opzichte van de richting die je in wilt, met 2 tot 3 knopen stroom tegen, dan blijft er nog maar één tot twee knopen voortgang over in de richting waar je naar toe wilt. Erg frustrerend. Door de zware zeeën en het klappen van die vlakke bodem van Tuimelaar op de golven konden we ook niet goed hoger varen, althans, dat leek mij te oncomfortabel worden.
Omdat ik mij door een incident uit 1981 bewust was dat Isles of Scilly zijn vergeven van de klippen, wilde ik graag met licht aankomen. Ook dat was een reden geweest om op donderdagavond meteen te vertrekken. Ik had verwacht dat we de volgende dag ruim voor donker aan zouden komen. Ook de Shell Channel Pilot adviseerde om niet 's-nachts aan te komen. Maar het was nu eenmaal zo dat wij midden in de nacht het licht van Peninis Head ontwaarden (één flash, iedere twintig seconden, zichtbaar op een afstand van 17 mijl) zodat we om ongeveer 3.30 uur in het duister vlak bij het eiland St. Mary's onze zeilen konden laten zakken. De maan was inmiddels ondergegaan, dus het was echt donker. St. Mary's is het grootste eiland van de groep, maar we konden niet naar de grote haven van het eiland (een grote baai met moorings en ankerplaatsen) omdat Tuimelaar daarvoor te diep steekt. Maar aan de zuidzijde, waar wij aankwamen, lag een mooie inham met ankerplaats, goed beschermd tegen westenwind: Porth Cressa. De Shell Channel Pilot: "Sailing into these islands in thick weather is extremely dangerous. ... A place for the stranger to avoid vigoursly when the spume rises over the rocks and the gales blow hard. ... Anchorages can offer shelter to most vessels in all reasonable conditions. You may be safe, but you will not always be comfortable, because the swell of the ocean is never far away. ... If you want a guaranteed quiet night, stay on the mainland. ... Island navigation after dark is not recommended in the absence of local knowledge. En daar kwamen wij aanzetten om half vier in de ochtend op een donkere nacht. Met enige precisie navigatie wisten wij ons wel Porth Cressa in te varen, maar daar konden wij niet zien hoe ver wij van de klippen verwijderd waren. Was het 10 meter of was het veertig meter? Meer zou het in ieder geval niet zijn, want het is maar een smalle baai. Ik had gehoopt dat ik andere boten voor anker zou zien liggen en dat wij zo een goede plaats zouden kunnen bepalen. Maar er lag geen andere boot. Het was echt tasten in het duister, op een gevaarlijke plek bovendien. We zijn toen maar weer de zee op gevaren, hebben een klein uurtje rond gekruist totdat het voldoende licht was, en zijn toen weer Porth Cressa binnengevaren. Het anker was gauw neergelaten op een diepte van 5,5 meter. En toen gingen we nog even nadenken. Tuimelaar steekt 2,5 meter, dus 5,5 meter is diep genoeg. Even in de Reeds Almanac gekeken: het was hier net hoog water, het verval was ongeveer vijf meter! Dus over zes uur zouden we hier droog op de klippen liggen met grote beschadigingen aan de romp. Anker opgehaald en 30 meter verderop weer laten vallen. Daar was het 9,5 meter diep, dus met laagwater zou er nog ruim vier meter water staan.
Vanaf het eiland was het een prachtig gezicht om vanuit allerlei plekken Tuimelaar in dit mooie baaitje te zien dobberen.
[Tuimelaar voor anker in Porth Cressa]
[Voor anker in Porth Cressa]
[Nogmaals voor anker in Porth Cressa]
Later op de dag aten we een visje in de pub. Daar hing een foto van een kieljacht dat droog op de klippen stond. Om de romp van de scheefliggende boot te beschermen had de eigenaar zijn rubberboot tussen de rotsen en de romp gelegd, als een soort groot stootkussen. Achterop wapperde trots de Nederlandse vlag.
In de middag wandelden we nog even over het eiland voordat ik Lili naar de ferry naar Penzance bracht.
[Lili en Peninis Head]
Klein misverstand over de tijd: deze vertrok om half vijf, niet om vijf uur. Rennen dus, we zullen hem toch niet missen, nee, dit soort dingen gaat uiteindelijk meestal net goed. Ik kwam als eerste bij de boot aan en keek vanaf de kade stijl omhoog naar een dekknecht die net de laatste tros binnenhaalde. "Wait for my sister, she has to catch this boat." "Sorry Sir, we're off." Er was niets aan te doen. Hij was echt gemist. Maar bij het kantoor van de veerdienst waren ze behulpzaam. "I'm sure this happens more often." "You're not the first, won't be the last." Uiteindelijk kon Lili (voor slechts 40 pond) met de helicopter naar Penzance,
[Lili achter het derde raampje]
[Op weg naar Penzance]
waar ze tegelijk met de veerboot aankwam.
Terwijl Lili naar het vasteland vloog liep ik - voor het eerst alleen - terug naar de boot over de rotsen van Peninis Head, waar het licht stond waar wij 's-nachts op af waren gevaren. Prachtige ruige rotsen.
[De rotskust van Peninis Head]
[Red Ruby cattle en Peninis Head]