10 tot 12 mei: Isles of Scilly
Sinds de Fastnet Race van 1981 sprak dit eilandengroepje tot mijn verbeelding. Maar is er ook wat te beleven? Als je er iets over opzoekt worden de eilanden altijd geroemd om hun "micro-klimaat", palmbomen en bloemenpracht. Maar ik voelde me vooral aangetrokken doordat het zo'n afgelegen plek is, waar bijna nooit iemand komt en - natuurlijk doordat we er met de Iskander bijna op de klippen waren gelopen.
De route van de Fastnet Race loopt van Cowes (eiland Wight) via Land's End naar Fastnet Rock bij Ierland, een oversteek over de Keltische Zee van ongeveer een etmaal, dan weer terug, weer een etmaal, en dan ten zuiden van de Scillies door naar Plymouth. In 1981 kwamen wij vanaf Fastnet Rock, vanuit het westen 's-nachts op de Scillies aanvaren, waarbij we aanstuurden op het licht van Bishop Rock. Net als Fastnet Rock een eenzame rots in zee, waarop een vuurtoren is gebouwd. Dit was nog vóór de GPS-tijd, dus wij navigeerden op de ouderwetse manier met gegist bestek. Je wist nooit precies waar je zat, maar probeerde dat voortdurend zo nauwkeurig mogelijk te bepalen met behulp van visuele waarnemingen en peilingen, het bijhouden van kompaskoers en log (afgelegde weg) en de invloed van stroom en wind. Tijdens zo'n lange zeewedstrijd raak je de concurrentie uit het oog. De laatste keer dat we de andere boten dichtbij ons zagen was bij Fastnet Rock. Daarna voer iedereen gedurende 24 uur zijn eigen koers. Maar bij het volgende routepunt, in dit geval Bishop Rock, kwamen alle boten weer bij elkaar en zouden we kunnen zien of we het beter of slechter hadden gedaan dan de concurrenten. Maar nu was het nacht en we zagen alleen overal om ons heen de lichtjes van de andere boten, zonder te kunnen zien wie het waren. Om geen tijd te verliezen besloot ik als navigator de "binnenbocht" te nemen om Bishop Rock. Wij stuurden iets dichter op het licht van de vuurtoren aan dan de andere schepen deden. Plotseling zagen we grote zoeklichten vanuit de vuurtoren over het water schijnen. Wat doen ze nou? Wat is er aan de hand? Toen begon het mij te dagen. Vanuit de vuurtoren zag men onze koers en met de zoeklichten probeerden ze ons ervoor te waarschuwen dat we recht op de klippen aanstuurden. Als de bliksem vielen we af en voegden we ons bij het veld van schepen. Een "leermoment" zullen we maar zeggen.
Bishop Rock is een rots van ongeveer 30 bij 50 meter in omvang die vrijwel verticaal vanuit een 50 meter diepe zeebodem omhoog steekt. De verraderlijkheid zit hem erin dat hij bij hoogtij volledig onder water verdwijnt. De rots ligt zo ver in zee dat het vaak pas werd opgemerkt dat er een schipbreuk had plaatsgevonden als de gebleekte en opgezwollen lichamen op de eilanden aanspoelden. Pas in 1847 durfde men het aan om een vuurtorenconstructie te bouwen op deze door de macht van de zee beheersde plaats. Gedurende drie jaar werd er - alleen in voorjaar en zomer - aan gewerkt. De constructie werd gemaakt van een gietijzeren frame dat met enorme gietijzeren bouten aan de rots werd bevestigd. De bedoeling was dat de golven door het frame zouden spoelen, zodat er minder kracht op de constructie kwam dan wanneer het een dichte toren was. In februari 1850 spoelde een storm de hele constructie eenvoudig van de rots, nog voordat het licht in bedrijf was gesteld. In 1858 werd met een nieuwe, massieve, constructie begonnen, deze keer van graniet uit Cornwall, maar die bleek al gauw na oplevering onvoldoende bestand tegen de enorme golven waaraan de rots blootstaat. Er kwamen barsten in de constructie en de potten en pannen van de vuurtorenwachter vielen van de keukenplanken door de trillingen die door de golven werden veroorzaakt. Die keuken bevond zich op 25 meter hoogte en de vuurtorenwachter kon regelmatig vissen langs zijn keukenraam zien zwemmen. In 1874 spoelde een 40 meter hoge golf het licht van het dak van de toren, waarbij tonnen water naar binnen stroomde en de vuurtorenwachter bijna verdronk. In 1882 werd een stenen buitenschil om de bestaande constructie heen aangebracht en sindsdien staat de 'Bishop' zonder problemen overeind. (vrijelijk overgenomen uit 'Isles of Scillly Guidebook', Neil Reid, 2007) Op weg naar New Grimsby Sound kreeg ik Bishop Rock in de verte in het vizier.
[Bishop Rock Lighthouse, rechts; klippen midden]
Als je de zeekaart bekijkt dan zie je niet alleen dat er overal ondieptes zijn en klippen die deels wel en deels niet bij vloed onder water staan, maar je ziet ook dat het hele gebied is bezaaid met shipwrecks.
Zondag 10 mei de wandelschoenen aangetrokken en een rondje gaan lopen om het eiland St. Mary. De baai met haven (waar Tuimelaar niet kon liggen, omdat ze te diep steekt); het reddingsstation aldaar, aangebouwd tegen een hoge rots met een stijl aflopende launch-inrichting voor de reddingsboot;
[St. Mary’s Port en coast guard station]
de XVIe eeuwse poging tot het bouwen van een fort (Harry's Wall), die halverwege werd gestaakt omdat men zich realiseerde dat men niet de goede plek had uitgezocht om de haven bescherming te bieden
[ontwerp Harry’s Walls]
[Harry’s Walls, de muur rechtsboven]
de prehistorische hunebed-achtige graf-formatie,
[Burial Chamber open for lunch]
[Bant’s Carn, history]
[Bant’s Carn]
een prachtig over de zee uitkijkend verlaten golfterrein, waar net toen ik een foto wilde maken vier golfers kwamen aanlopen.
[vier golfers]
En inderdaad mooie in het wild groeiende bloemen. De bloementeelt werd een economische factor toen men in het midden van de XIXe eeuw de mogelijkheid kreeg om vroeg in het seizoen verse bloemen binnen een dag op de Londonse markt te brengen.
[Bloemen in het wild, ooievaarsbek?]
Maar voordien was het uitsluitend visserij en armoe op deze eilanden. En piraterij. Mijn gidsje vermeldt dat de Engelsen er geen enkel bezwaar tegen hadden dat de Scillonians Franse en Nederlandse schepen beroofden, hetgeen er in 1651 toe leidde dat Nederland de Scillies de oorlog verklaarde. Dit is nog maar twintig jaar geleden opgeheven toen de Nederlandse ambassadeur de Scillies bezocht om de vrede te tekenen!
Ik stelde mijn tocht over de Keltische Zee (eigenlijk een stukje Atlantische Oceaan) naar Ierland een dagje uit, omdat het hard zou gaan waaien. Op zondag waren er drie andere zeilboten in mijn baaitje verschenen, maar door het draaien van de wind naar het zuiden was de baai 's-nachts verschrikkelijk woelig geworden. In de loop van de ochtend zag ik die drie boten weer vertrekken en dat versterkte mijn gevoel dat het niet verstandig was om daar nog een nachtje te blijven liggen. Ik besloot naar het eiland Tresco te varen, waar volgens mijn gids een mooie beschermde baai was (New Grimsby Sound). De opblaasboot, die ik de dag tevoren met Lili uit het achteronder had gehaald en had opgeblazen, wilde ik achter me aan slepen. Niet de moeite waard voor dit kleine stukje om hem in te pakken en bovendien wilde ik op Tresco ook weer met de dinghy aan land kunnen gaan. Ik kocht dus nog een mooi sleeplijntje bij de chandlery op St. Mary's ("De dunne of de dikke, meneer?" "Nou, doe die dikke maar.") Ik maakte dit tochtje van 8 mijl op de motor, deels tussen de eilanden en de klippen door en deels buitenom. Ik keek af en toe achterom hoe de dinghy zich hield, en die volgde mij braaf. Op het gedeelte buitenom - volle zee dus - stond een onverwacht hoge en stijle golfslag, waarschijnlijk door het wind-tegen-stroom effect. Tuimelaar schoot als een steigerend paard omhoog uit de golven, om met een enorme klap in de volgende golf neer te dalen. Met flink veel gas werkten wij ons hierdoor heen en na wat hectische momenten kwamen we in het rustige water van de New Grimsby Sound. Ik keek weer naar achteren naar de dinghy ... . Geen dinghy meer! Het mooie dikke sleeplijntje hing slap achter me met daaraan alleen nog de drie sterke roestvrijstalen bevestigingsbeugels van de dinghy. Finaal uit het rubber getrokken! De dinghy zal nog wel ergens op de oceaan drijven.
In New Grimsby Sound vond ik een ankerplaatsje naast Hangman Island, een rots waarop een goed onderhouden galg staat. Volgens de gids nu alleen nog in gebruik bij "visiting yachtsmen whose patience with their crew has expired."
[Laatste avondzon over galg op Hangman Island, vogels cirkelen om de galg]
Eén van de weinige dingen waarop de Isles of Scilly zich beroemen zijn de jaarlijkse wereldkampioenschappen Pilot Gig Racing. In de vorige eeuw probeerden de plaatselijke vissers geld te verdienen door als loods te fungeren voor aankomende schepen. Het was dan zaak om als eerste bij zo’n schip te zijn, zodat je de opdracht kreeg om het binnen te loodsen. Dientengevolge ontstond een heftige strijd in het roeien met kleine loodsbootjes (pilot gigs) op volle zee om de aankomende schepen te bereiken. Het hele jaar door wordt er nu geoefend voor de wedstrijden waarmee deze traditie hoog wordt gehouden en die vrijwel wekelijks plaats vinden.
[Pilot gig in New Grimsby Sound]
Na enige tijd bleek mijn anker te krabben, dus haalde ik het op met de bedoeling mij aan een mooring vast te maken. Maar het anker zat al vast aan een mooring en ik kreeg het niet meer omhoog. Wat nu? Er was niemand te bekennen. Ik had geen dinghy meer en zat vast middenin de baai. Naast mij lag een werkboot van Bryher Boat Services met een telefoonnummer er op. Dat nummer maar eens gebeld. "Wat wil je dat ik voor je doe? Heb je een duiker nodig?" "Ik denk het wel, ja." Ik hoorde er 's-avonds niets meer van, ben maar gewoon gaan slapen en even gaan afwachten wat er zou gebeuren. De volgende morgen voer de boot van Bryher Boat Services weg en de schipper riep mij nog toe: "I haven't forgotten about you, I left several messages." Ik was er toch niet gerust op en zocht andere telefoonnummers op in mijn pilotboeken. Maar om tien uur verscheen er een rubberbootje met man en vrouw. De man had zijn duikpak al aan. We brachten een lijn uit naar een mooring om de spanning van mijn ankerketting te halen. De duiker verdween onder water en kwam binnen twee minuten weer boven. Het anker was los. "I'm sure this happens more often," zei ik hoopvol. "You're not the first, won't be the last." Kosten: 70 pond, 10 euro en 2 Heineken biertjes.
[Mijn redders]
Ik was los en klaar om dit shipwreck country te verlaten. Maar de wereldvermaarde tropische bloementuin op Tresco (Abbey Gardens) heb ik niet kunnen bezoeken. Ik kon niet aan land komen.