Home
1 mei 2009: vertrek
IJmuiden - Dartmouth
naar Isles of Scilly
Isles of Scilly
the Celtic Sea
Cruising Cork
Baltimore-Portmagee
Alleen naar Noorden
McDaid vs. Ireland
Zuidwest Schotland
Familievakantie
Hebriden en om Noord
Storm op de Noordzee
Redding door KNRM
Terug op IJsselmeer
Nawoord
English extract
X-Yachting Magazine
Contact
Sitemap

Redding door de KNRM

[VAN DIT EVENEMENT ZIJN HELAAS GEEN FOTO'S BESCHIKBAAR]

Tegen donderdagavond 3 september 2009 begon ik de Nederlandse kust te naderen. Ik viel wat af en stuurde op Petten aan, want ik moest achter de windparken voor de kust van Egmond langs. Het zou voor het eerst zijn dat ik die windmonsters in zee zou passeren. Voor de zeiler een schandelijke vorm van milieuvervuiling, al deze velden vol windmolens in zee. Nu staan er al ongeveer honderd. Maar de komende jaren gaan er nog tweeduizend bijgeplaatst worden. Wat blijft er nog over van de weidsheid van de zee en de vrijheid om haar te bevaren?

Toen ik de kust zo’n 15 mijl genaderd was, moest ik weer wat oploeven om koers te zetten op IJmuiden. Ik zeilde nog steeds alleen op de fok. Het woei ook nog steeds windkracht 8 en dus te hard om het grootzeil bij te zetten. Het try-sail kon ik niet zetten, omdat de sleuf in de mast werd geblokkeerd door de wagens van het gestreken grootzeil. Dat zou alleen kunnen als ik het grootzeil van de mast zou halen. Vrijwel ondenkbaar onder deze omstandigheden. In noodgeval zou ik het grootzeil los kunnen snijden van de wagens, maar ik verkeerde niet in nood. Een duidelijk verbeterpuntje aan de tuigage!

Om toch de vijf tot tien graden hoger te kunnen varen die nodig was om IJmuiden te bezeilen startte ik de motor en zette hem in de vooruit. De motor sloeg af. Ik probeerde het nog eens. Weer sloeg de motor af op het moment dat ik hem in de vooruit zette. Ik begreep dat hier een probleem was, dat ik niet zomaar zou kunnen oplossen. Ik zou in IJmuiden moeten binnenlopen zonder motorvermogen. Niet echt gemakkelijk met windkracht 8 uit het zuidwesten.

Ik riep op marifoon kanaal 16 het verkeerscentrum van de Kustwacht aan. “Hier Tuimelaar, ik heb geen motorvermogen. Ik verwacht over drie uur in IJmuiden binnen te lopen. Kan ik daar worden opgevangen? Over.” “Tuimelaar, wij vragen de reddingsboot zich gereed te houden. Roept u opnieuw op, een kwartier voordat u tussen de pieren verschijnt.” Mooi, dat ging gemakkelijk. Nu koers zetten op IJmuiden. Maar nu bedacht ik me opnieuw dat ik dat juist niet kon. Dat ik net niet die hoogte kon varen op alleen de fok. Dus, dacht ik, dan toch maar het grootzeil met twee riffen omhoog. Beetje ruig misschien, maar dat moet dan maar een paar uurtjes. Kunnen we er nog wel bij hebben. Ik begon aan de voorbereidingen, maar bedacht mij toen dat het hijsen van het grootzeil uitgesloten was. Daarvoor moet ik de neus echt recht in de wind draaien, want met het doorgelatte grootzeil is hijsen aan de wind, of nog verder van de wind af, zelfs met windkracht 2 onmogelijk. Laat staan met windkracht 8 op zee. Maar zonder motor kon ik de neus met geen mogelijkheid in de wind krijgen en houden. Het hijsen van het grootzeil was geen optie.

Even rustig nadenken. Toch maar op de fok doorzeilen, dan en proberen genoeg hoogte te winnen onder dat windpark door? En als het dan niet zou lukken? Dan zou ik steeds dichter op de kust zakken. Ik zag al voor me hoe Tuimelaar de Hondsbossche zeewering zou gaan versterken. Dat leek me geen glorieus einde voor mijn round Britain. Ik nam weer contact op met de kustwacht. “Hier Tuimelaar. IJmuiden is voor mij niet meer bezeild. Ik zet koers naar Den Helder. Kunt u de reddingsboot Den Helder vragen mij op te vangen.” “Tuimelaar, dat is begrepen. Reddingsboot Den Helder zal zich klaar maken.” “Hier Tuimelaar, nog een vraagje: ik ben onvoldoende bekend met de aanloop Den Helder. Ik pak de boeienrij op voor het Schulpengat, rode lichtjes aan bakboord, groen aan stuurboord, maar kan de reddingsboot mij tegemoet komen om mij naar binnen te begeleiden?”

Ik wist dat ik in het donker bij Den Helder zou aankomen. Ik wist dat ik niet in de gelegenheid zou zijn om rustig met de kaart in handen alle lichtjes om mij heen te identificeren. En ik wist dat ik drie tot vier knopen stroom tegen zou hebben. Ik kon de hulp van de reddingsboot bij de aanloop wel gebruiken.

Nu kwam het er op aan Den Helder zo goed mogelijk aan te lopen. Na korte tijd zag ik het vuurtorenlicht van de Lange Jaap, de toren op Kijkduin bij Den Helder, over het water zwaaien. Ik stuurde er op af. Nu kwam recht vooruit aan bakboord het licht van de eerste rode ton in zicht. Ik nam het roer over van de autopilot en stond wijdbeens op het achterdek met beide handen aan het grote stuurwiel. Dubbel gezekerd aan de lifelines. Daar kwam het licht van de eerste groene ton aan stuurboord in zicht. Nog een keer rood aan bakboord, nog een keer groen aan stuurboord. Net op het moment dat ik dacht “nu zou het wel leuk zijn als die reddingsboot er lag” zag ik recht voor me een oranje zwaailicht opdoemen. Dat moest de reddingsboot zijn en het was hem ook. Dat gaf een goed gevoel. Bijna thuis en in veilige handen. Op wat voor manier dan ook, ik ga het redden.

De reddingsboot Joke Dijkstra kwam op me af en kwam vlak naast me varen. Er stond een flink aantal mannen aan dek. Ze zetten een zoeklicht op me. Voeren naast me, dan weer achter me. In het woelige water hoorde ik het vertrouwen wekkende gebrom van een zware motor vlak bij me. Een motor die zei: “wat er ook gebeurt, ik blijf bij je en doe mijn werk.” Maar toch vroeg ik me af hoe ze dit nu zouden gaan aanpakken. Ik nam aan dat redders er van uit moeten gaan dat een bemanning niet meer vaardig is om een schip te besturen. En hoewel ik dat wel was, leek mij dat ze alleen hulp konden bieden door mannen bij mij aan boord te zetten. Maar hoe zouden ze dat moeten doen in deze woeste zee? Ze bleven langdurig achter me varen met grote zoeklichten op de boot. Soms namen ze wat afstand en gaven een flinke stoot op de hoorn om mij aan te geven dat ik wat meer stuurboord of wat meer bakboord aan moest houden. Op dit punt aangekomen wist ik inderdaad niet welke van de vele lichten in zee ik moest aanhouden voor de juiste koers. Ik durfde door de zware zeegang en de beperktere ruimte de autopilot niet meer te gebruiken en kon dus ook niet naar binnen om via de marifoon contact te zoeken met de reddingsboot. Tuimelaar voer tussen de zes en acht knopen, op alleen het ingerolde fokje, maar door de forse stroom tegen duurde het ongeveer een uur voordat we het Marsdiep in konden draaien.

Daar aangekomen was de zee iets – maar niet veel - rustiger en kwam de reddingsboot weer naderbij. Hij kwam aan bakboord vlak naast me varen. Zoeklichten weer op mijn dek gericht. Acht man stonden in het gangboord in gele fluorescerende pakken en met zwemvesten aan. Eén man met een fototoestel. Tuimelaar surfde het ene moment met achteneenhalve knoop van een golf af, het volgende moment werd zij door een golf afgeremd tot zes knopen. De reddingsboot moest haar snelheid permanent aanpassen om langszij te blijven. En Tuimelaar voer natuurlijk geen rechte koers. Ik stond al een uur met grote bewegingen aan het roer te draaien en we zwiepten voortdurend van bakboord naar stuurboord en weer terug. Ook deze beweging probeerde de schipper van de reddingsboot te volgen. Hij slaagde daar goed in, maar er was nog een derde beweging. Zowel Tuimelaar als reddingsboot kantelden voortdurend naar links en rechts om hun as. Dus als door goed manoeuvreren van de reddingsboot de gangboorden vlak bij elkaar waren, dan waren ze een halve seconde later alweer twee meter uit elkaar. Ik bleef mij afvragen hoe ze die mannen bij mij aan boord gingen krijgen.

Het antwoord kwam gauw. Op een volgend moment dat de gangboorden elkaar dicht naderden schreeuwde één van de mannen: “JA, NU!” en op dat moment sprongen twee mannen als jachtluipaarden over mijn railing aan dek. Precies tegelijk werden twee pakketten – met sleeptros en sleepanker – bij mij aan dek gegooid … en de reddingsboot was alweer weg.

De beide opstappers, Martijn en Wiebe, wisten precies hoe ze het moesten aanpakken. De sleeptros uit het ene pakket werd aan weerszijden van de boot vanaf de boeg, eerst belegd op de voorste kikkers voor de landvasten, vervolgens op de middelste kikkers, daarna om de voorste schootlieren geleid en dan door naar de achterste schootlieren, daar omheen gewikkeld en tenslotte belegd op de achterste kikkers. Zo doe je dat dus! Toen we in rustig water kwamen, vlak voor de haveningang draaide Wiebe de fok in. Om de boot af te remmen wierp hij aan de achterzijde het sleepanker uit, een soort zeildoeken emmer aan een touw. Maar met de harde wind liep Tuimelaar op de kale mast nog steeds vier knopen. Nu werd door Martijn op het voorschip het uiteinde van de belegde lange tros overgeworpen naar de reddingsboot. Daar stonden zes man op het achterdek klaar om de tros aan te nemen en binnen te lieren. Tuimelaar werd met de neus strak tegen het achterschip van de reddingsboot gehaald, zodat de beide boten als een soort drijvende vrachtwagen met oplegger konden voortbewegen. Zo sleepte de Joke Dijkstra Tuimelaar door de nauwe haveningang van de Koninklijke Marine Jachtclub Den Helder en legde haar keurig langszij de bezoekerssteiger. Op het moment dat we de haveningang binnenvoeren zag ik een hele horde mensen aan wal meerennen van het havenhoofd naar de jachthaven. “Wie zijn dat nou?” vroeg ik. Het bleek dat de oproep van de schipper van de Joke Dijkstra enkele uren eerder een te groot aantal redders had opgeleverd die wel zin hadden in dit ruige tochtje. Zij hadden op de wal de terugkeer van de reddingsboot met haar buit afgewacht.

Zo lag Tuimelaar na 80 uur varen, waarin haar schipper weinig rust was gegund, weer aan de landvasten. Meteen werd het defect aan de motor ontdekt: achter de boot sleepte een bundel touw, kennelijk van een vistuig, dat de schroefas geblokkeerd had. Dat was inderdaad onmogelijk geweest om op te lossen op de ziedende zee. Martijn en Wiebe hadden de boot nog niet verlaten of daar stapten twee geüniformeerde agenten aan boord. “Goedenavond meneer, mogen we uw identiteitspapieren even zien?” “Jawel, agent.” “En de eigendomspapieren van de boot, alstublieft.” “Jawel, agent.” “Van welke haven komt u? Waar gaat u naar toe? Waarom kwam u van Wick, Schotland?” Een onbegrijpelijke belangstelling van de autoriteiten. Ik beantwoordde braaf alle vragen en liet alle documenten zien. Daarna begaf ik me naar het reddingsstation, waar nog even werd nagepraat. De redders hadden het ook een mooi avontuur gevonden, zoals uit het later gepubliceerde verslag bleek. “Wij genoten er ook wel van. Het was een mooi gezicht toen we met die zoeklichten achter u hingen. U was robuust aan het zeilen.” Ik bedank op deze plaats nogmaals deze stoere redders van de KNRM, die zeer professioneel en doeltreffend hun (vrijwilligers!) werk deden en er waren op het moment dat ik ze nodig had. Bijzondere dank voor schipper Michel de Jong.

Het door de KNRM geschreven verslag vind je op http://www.knrm.nl/30waar_wij_zijn/10reddingstations/den_helder/06reddingrapporten/?TheArticle=13918 en hieronder:

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Den Helder, 3 september
Solo zeiler in problemen

 

De reddingboot Joke Dijkstra werd 3 september rond 22.00 gevraagd om een jacht te begeleiden. Deze zat dwars van Petten en ging richting Den Helder. Het onfortuinlijke jacht had geen motorvermogen meer.

Daar het al enige tijd Zuid west 8 waaide stond er in het Schulpengat een flinke zee. Aanboord gekomen werden de exacte gegevens van het jacht opgenomen. Nadat gecontroleerd was of alles zeevast stond, de schoenen en de klompen in de banken verdwenen waren werd koers gezet naar de Schulpengat Verkenner. Al heel snel bleek dat het inderdaad een zware reis zou worden. Nog op de Rede van Den Helder, waar het doorgaans rustig is, stonden nu al flinke golven. Dit zou alleen maar slechter worden.
De Verkeerscentrale Den Helder waarschuwde bij vertrek ook voor grondzeeën in het Schulpengat. Ook dit komt niet vaak voor. De bemanning van de Joke Dijkstra, ingesnoerd in de veiligheidsgordels, varen toch door. Met vertrouwen in het schip, de schipper en eigen kunnen wordt de reis voortgezet. Eenmaal de bocht om en de aanloop naar het Schulpengat worden de golven steeds heftiger.
Een toegemoetkomende kotter waarschuwt voor grondzeeen na de S4 boei. Nou, als hij het al zegt……

Bij de S4 aangekomen ziet de bemanning ook een zeiljacht. Inderdaad gaat het om het bewuste jacht. Aan het roer staat het enige bemanningslid, en hij heeft zijn handen vol aan het onder controle houden van zijn jacht. Op de golven ziet de bemanning van de Joke het scheepje af en toe vervaarlijk hellen en surfen. De man houdt zijn roer stoïcijns vast.  
Door de hoge golven en de snelheid die het jacht loopt is het te gevaarlijk om mensen over te zetten van de reddingboot naar het jacht. De enige opvarende heeft de boel goed onder controle. Er wordt besloten om af en toe naast en meestal achter het jacht te varen. Mocht de man overboord slaan, dan wordt het gezien vanaf de reddingboot en kan hij in ieder geval gered worden.

Dit gebeurt allemaal niet. Net na het Schulpengat, op de Rede, wordt het iets rustiger. Hierop wordt besloten om twee man over te zetten. Maar… gaat het niet, dan wordt er ook niet gesprongen!

Het gaat. Twee man van de Joke Dijkstra timen hun sprong terwijl de schipper de reddingboot langszij houdt. Na enige tijd kan er een sleepverbinding worden gemaakt.
Ook dit gaat zonder problemen. Het jacht kan op sleeptouw en wordt afgemeerd in de KMJC haven.
De schipper van het jacht verklaart dat het goed met hem gaat.
De bemanning van de Helderse reddingboot keert langzaam naar huis. Straks wacht de baas en het werk…..

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De volgende morgen, vrijdag 4 september, bood schipper Michel van de Joke Dijkstra mij een verrukkelijke douche aan in de dienstruimte van het reddingsstation. Deze gezouten schipper toonde tegelijk zijn huiselijke kant, want het reddingsstation rook heerlijk naar appeltaart. “Ja, vanavond hebben we een afscheidsfeestje van de voorzitter, maar we hebben natuurlijk geen budget, dus ik zeg, dan bak ik maar een appeltaartje.”

De havenmeester wist hoe hij aan duikers moest komen en later op de ochtend verscheen een vier man sterk duikteam van de marine brandweer om bij wijze van oefening het touw uit mijn schroef te halen. Ze beschikten over de modernste uitrusting, waarmee de duiker onder water kon blijven praten met een man aan de wal.


[Assistentie boven water van duikteam: het uitproberen van de onderwater communicatie middelen]

Ze zullen elkaar niet veel verteld hebben, want binnen twee minuten was de duiker weer boven water met het losgesneden touw. En ik was natuurlijk blij dat dit ook weer was opgelost. “Kan ik jullie iets aanbieden?” “Nee meneer, wij mogen niets aannemen, nog geen appeltaartje.” “Nou dat is ook wat, hier in Den Helder, met die appeltaart,” zeg ik, “de schipper van de reddingsboot staat ook al appeltaart te bakken.” “Ja,” zegt de marinier, “dat is m’n broer.”


[Duikteam marine brandweer aan het werk]

Nog iets later in de ochtend komt de Volvo Penta monteur die meteen het defect ziet aan de motor. Bij dit type motor heeft Volvo Penta bedacht om voor het gemak een aftappijpje te maken voor het wisselen van de motorolie. Op dat pijpje zit een rubberen dopje. En dat was gebarsten. Met als gevolg dat tijdens het draaien de motor door het pijpje olie naar buiten sproeit. “Ja, meneer, het valt onder de garantie.” Fijn dan, maar de ellende met motorolie, die met het bilgewater over de vloer en door de hele boot geklotst is, was mij liever bespaard gebleven. De rest van de dag en de avond ben ik bezig met het schoonmaken van het interieur van de boot. Alle vloerplanken leg ik op de steiger en schrob ik met bilgecleaner. De bilge maak ik kurkdroog en zo schoon dat je er een portie spaghetti uit zou kunnen eten. Ik ben tot twee uur ’s-nachts bezig, maar neem wel de tijd om heerlijk te gaan eten in het restaurant Lands End op de kop van de veerhaven. Het culinaire gehalte van de laatste twee etmalen was wat tegengevallen.