24 - 26 mei, Crosshaven, Glandore en Union Hall
Een week later, op maandagochtend, keerde ik terug met de gevraagde drop en haring op zak. Wietse en maat Ron hadden inderdaad vakwerk geleverd met het verbeteren van het ankerbeslag. Onderdeks was een contraplaat aangebracht waaraan de van bovenaf ingeschroefde bouten nu waren vastgebout. Maar dit was niet genoeg, want daarmee zou de sterkte nog steeds afhankelijk zijn van de polyester dekconstructie. En die vertoonde al haarscheurtjes door de kracht van de op het anker beukende golven. Aan de contraplaat was daarom een verticale strap gelast, een spanner die werd vastgezet op de putting van het voorstag. En het ankerbeslag zelf en het anker waren voorzien van beugels, waardoor het anker echt gefixeerd is. Daarmee was ook het probleem van de borgpin opgelost. Het roestvrijstaal was hoogglanzend gepolijst en zag er uit alsof het altijd al zo geweest was. Vakwerk dus. Wietse nam me mee uit lunchen in de pub en gaf me adviezen voor mijn aanstaande tocht langs de westkust van Ierland. Eerste advies: Ben je alleen? Doe het dan maar niet. Neem liever de oostkust. Niet zulke zware zeeën en je kunt tenminste hier en daar een haven in om beschutting te zoeken. Tweede advies: doe je het toch, dan zijn dit de plaatsen waar je kunt schuilen. Wietse vertelde over zijn pensioenproject. Op zijn werf had hij een stalen motorjacht op de wal liggen. Als dat eenmaal was opgeknapt, dan ging hij binnendoor door Europa, richting Donau, Zwarte Zee, vervolgens omhoog naar Sint Petersburg en Finland. Wietse is nu 61. Later zag ik het jacht "FIBI" op de wal staan.
[Wietse's pensioenproject]
Beste Wietse, dan ook een advies van mij: als je dat echt wilt doen zet dan nu voor minstens een jaar iemand aan het werk, om exclusief aan FIBI te werken. Anders gaat het er echt niet meer van komen.
Voor het geval dat mijn carbonfiber mast zou breken had ik een peperdure shoot-it-kit gekocht. Hiermee kun je - althans zo had men mij verteld - de 10 millimeter dikke massief roestvrijstalen stagen van de Tuimelaar doormidden 'schieten'. Een in een storm overboord hangende mast met verstaging levert nu eenmaal groot gevaar op voor de romp, dus je moet hem zo snel mogelijk los kunnen maken. Op de meeste boten is daarvoor een zware kniptang of zelfs hydraulische tang aanwezig, maar daarmee zou je de rod-rigging van Tuimelaar niet doormidden kunnen krijgen. Weer een apparaat waarvan de gebruiksaanwijzing (tevoren) bestudeerd moest worden, maar na lezing daarvan was ik nog niet overtuigd van de werking. Het apparaat wekte ook Wietse's belangstelling, dus in zijn workshop konden we een proefje doen. Een stalen staaf van 6 millimeterr dikte in de bankschroef gezet, shoot-it-kit erop, kruitpatroon erin, beschermbril op, handschoenen aan en knallen maar. Wonderbaarlijk resultaat: de knal was niet hard, er was nauwelijks terugslag en de staaf was doormidden.
[shoot-it-kit met kruitpatronen].
Wiietse vond dit een veel te duur apparaat en zaagde dezelfde staaf in twintig seconden nog eens met de hand door. Terwijl ik wat beteuterd keek troostte maat Ron mij door te zeggen dat je daarvoor dan wel een stevig gemonteerde bankschroef nodig had, die je in een storm op zee naast de boot werkend natuurlijk niet hebt.
[maat Ron].
Wietse bleek alle havenmeesters van Ierland te kennen. Ik mag ze allemaal de groeten doen.
Op dinsdagochtend wilde ik vertrekken, maar net voor vertrek ontdek ik dat de handdouche bij het achterdek lek is. Daardoor lekt water uit het systeem en raakt de watertank sneller leeg. Dit moet dus worden opgelost. "Wietse, kun je hier ergens zo'n handdouche krijgen?" "Nee, dat kun je vergeten." Van een massieve staaf kunststof maakte Wietse op zijn draaibank het defecte onderdeel na, maar dan beter. Fijn hoor!
Voor de tweede keer echt alleen de zee op. En het begon alweer hard te waaien. 32 tot 36 knopen schijnbare wind. En natuurlijk weer tegen de wind in kruisen. Ik moest wel even wennen en vond het eigenlijk niet zo leuk. Pas tegen de avond toen de wind iets afnam, naar 20 tot 25 knopen, begon ik er weer plezier in te krijgen. Na Galley Head kon ik een lange slag naar de kust maken, die nu in zicht begon te komen. Het tweede rif kon er uit. Weer nergens een boot te zien, tot ik op een kruisende koers voor een kleine vistrawler moest uitwijken. Hij had de netten uit en baande zich met volle kracht een weg door de golven. De neus ging ver omhoog en zeeg dan weer diep naar beneden. Een mooi gezicht, dit vasthoudende geploeter. De lage zon scheen op de stuurboordzijde van de rode boot. Massa's meeuwen boven de boot en boven het zog, waarin de netten werden voortgesleept. Omdat ik niet weet hoe diep de netten onder water worden voortgetrokken en ook niet hoe ver achter de trawler, ging ik er maar met een ruime bocht omheen.
Het was een beloning om bij Glandore de baai binnen te lopen. "Hook on Eve, stay away from Adam" is het lokale adagium om veilig binnen te komen en de twee rots-eilanden met die namen in de haveningang te omzeilen.
[Eve, gefotografeerd bij binnenkomst, 's-avonds]
[Adam, gefotografeerd bij vertrek in de ochtend]
Maar in de vaargeul liggen net onder water nog drie klippen, plaatselijk bekend als "the Dangers," reden om vreemdelingen te ontraden in het donker binnen te lopen. The Dangers zijn wel aangegeven met een staak, maar daar staat geen licht op. Inderdaad nogal onhandig 's-nachts. Maar ja, wie vaart hier ook verder?
Ik vond een mooring op een plek waar het volgens mijn echolood 5,2 meter diep was en volgens de kaart bij het laagste laagwater tussen de 1,80 meter en 2.40 meter diep. Een beetje krap voor de 2,50 meter stekende Tuimelaar. Er lag nog een jachtje met Engelsen. Duidelijk zeerotten. "Nee hoor, over de diepte hoef je je geen zorgen te maken. Diep genoeg. Het is nu half tij, dus het water zakt nog maar een paar uur." Ik was er niet gerust op. Even rekenen dus maar: De kaart zegt 2,40 meter, maar dat is de diepte op basis van het hypothetische reductievlak. Volgens de Reeds Nautical Almanac is het laagwater bij Glandore 20 minuten eerder dan het laagwater bij de bijbehorende standard port Cobh. Op basis van de getijtafel voor Cobh kwam ik op 01.30 uur, laagwater Glandore. Maar het was springtij, dus de hoogste hoogwater- en de laagste laagwater standen gelden. Verschil tussen hoog- en laag water: 3,70 meter. Het was 21.30 uur, dus nog 4 uur te gaan tot laagwater. De regel van 12: in de zes uur van hoogwater naar laagwater neemt de waterstand per uur af als volgt: 1/12e, 2/12e, 3/12e, 3/12e, 2/12e, 1//12e van het totale verval. In de 4 uur die nog te gaan waren, zou dus iets meer dan 9/12e van het totale verval van 3,70 meter moeten plaatsvinden. De door de echolood gemeten diepte van 5,20 meter zou dus nog met ongeveer 9/12e van 3,70 meter afnemen, dus met 2,70 meter tot een diepte van 2,50 meter. Dat werd krap. Andere benadering: de kaart gaf 1,80 tot 2,40 meter aan. Maar volgens de getijtafel zou het waterniveau met laagwater op deze dag bij Cobh 0,30 meter boven de aangegeven diepte ten opzichte van het reductievlak blijven. En voor Glandore mocht daar weer 0,30 meter bij worden opgeteld. De laagste diepte in de kaart was 1,80 meter. 1,80 + 0,30 + 0,30 = 2,40 meter. Ook (te) krap.
Toen ik dit allemaal had uitgerekend was het 12 uur, donker, winderig en regenachtig. Ik had in de afgelopen uren de diepte snel zien teruglopen: 4,80 meter, 4,20, 4,10, 3,50. Inmiddels: 3,10 meter. Nog anderhalf uur te gaan tot laagwater en dus zou het water nog 60 cm zakken.Er was hier geen mooring in dieper water en de enige mogelijkheid zou dus zijn om een stukje verderop voor anker te gaan. Maar daar voelde ik ook niet zo voor met deze harde wind. En tsja, wat kon er gebeuren: de boot kon met de kiel op de grond komen te staan en dan zou het water misschien nog een heel klein stukje zakken, maar niet zo ver dat de boot schuin zou komen te liggen. Ik besloot het er maar op te gokken. Om 01.30 uur keek ik op de dieptemeter: 2,70 meter. Goed gegokt. Ik kwam drijvend de nacht door!
De volgende dag wandelde ik rond de baai. Het markantste gebouwtje was een oud kerkje, opgebouwd uit de stenen gehouwen uit de plaatselijke rots. Een schattig klein kerkje, dat toegankelijk is door een klein tunneltje. Het kerkje is aan alle kanten begroeid met korstmossen en planten. Zelfs tot en met de torenspits, waar bloemen groeien. Het wordt langzaamaan weer teruggenomen door de natuur.
[Glandore, gezicht op kerkje]
[Glandore, kerkje]
[tunneltje naar kerkje]
[Glandore, kerkje achterzijde]
[torenspits met bloemen]
[zicht op Tuimelaar en Glandore]
Aan dezelfde baai ligt het plaatsje Union Hall. Niet veel meer dan een aanlegpunt voor vistrawlers en de bijbehorende industrie en bewoners. Het was wel een paar kilometer wandelen rond de baai, maar de wandeling was noodzakelijk want de voorraden moesten worden aangevuld. Het natte, maar niet koude klimaat, zorgt voor een uitbundig groene omgeving met veel bloemen. Langs de weg loopt het water in geultjes naar beneden. Een rustige en landelijke wandeling.
[met Kerst bij Blokker, hier in het echt langs de weg, fuchsia ordinaris]
In Union Hall lagen de vistrawlers aan de kade en op de kade was veel activiteit van vissers die hun netten in orde maakten en aan het boeten waren. De man op de foto had een handige plek gevonden om zijn mes te bewaren, dat hij steeds nodig had.
[Union Hall trawlervloot]
[Netten boeten, mes in muts]
Bij de visgroothandel was ook een simpele winkel ingericht.
[Union Hall, winkel bij visgroothandel]
Later terug in Glandore, aan de kade waar ik in de dinghy wilde stappen, zag ik hoe een man een slank en zeer gespierd racepaard te water liet. Het paard liet zich aan een touw het water in leiden en begon daar netjes rondjes schoolslag te zwemmen. Een uitstekende training volgens de man.
[racehorse, zwemtraining]