Home
1 mei 2009: vertrek
IJmuiden - Dartmouth
naar Isles of Scilly
Isles of Scilly
the Celtic Sea
Cruising Cork
Baltimore-Portmagee
Alleen naar Noorden
Blasket - Smerwick
Achill-Lough Swilly
McDaid vs. Ireland
Zuidwest Schotland
Familievakantie
Hebriden en om Noord
Storm op de Noordzee
Redding door KNRM
Terug op IJsselmeer
Nawoord
English extract
X-Yachting Magazine
Contact
Sitemap

2 - 5 juni: via Achill Island en Bloody Foreland naar Lough Swilly 

Er is weer wat meer wind en het blijft natuurlijk kruisen. Na een tijdje varen zie ik voor me op een paar honderd meter afstand iets zwarts driehoekigs boven het water uit steken, met een kleiner driehoekje er naast.Wat kan het zijn? Een stuk wrakhout? Het is niet duidelijk, maar even later zie ik het weg bewegen. Het was toch geen dolfijn en ook geen walvis. Wat dan wel? Ik weet ook eigenlijk niet zeker of het een dier was. Een half uur later zit ik achterop de boot naar het water aan de lijzijde te kijken. Opeens gaan we rakelings langs weer zo'n dubbele driehoek. Op nog geen twee meter afstand. Maar nu kan ik het goed zien. Het is een recht overeind staande driehoekige vin, think jaws, die vorm, ja. Het moet wel een enorme haai zijn. Het beest is zeker zes meter lang, en hij licht roerloos aan het oppervlak te drijven, terwijl ik er vlak langs ga. Ik had er wel tegenop kunnen knallen, wat had-ie dan gedaan? Er gaat iets erg dreigends uit van zo'n stil liggend dier.

Weer wat later hoor ik naast me een golf breken, ik kijk om en zie een dolfijn. En nog één. En nog één. Het zijn er tientallen, vlakbij de boot en verder weg. Ze hobbelen een tijd met me mee, links en rechts van de boot. Voor de boot, achter de boot. Het is fantastisch om te zien hoe ze met een geringe gestroomlijnde beweging van hun sterke lichamen een enorme snelheid ontwikkelen en met gemak de 7 knopen varende Tuimelaar bij houden, inhalen, er onder door duiken, intussen af en toe op de karakteristieke manier boven water komend. Het is een ander type dolfijn dan ik bij Cork zag. Die waren donkerder en egaal van kleur. Deze zijn van een lichter grijs en met name de buik is veel lichter. Ze zijn ook iets kleiner. Deze keer maak ik geen foto's, maar ik probeer ze te filmen. Dat lukt wel, maar ik zwaai steeds met de camera naar links en rechts, wanneer er weer één ergens boven water verschijnt. Dat laat zich niet voorspellen. Later op de ochtend kom ik weer tussen een kudde dolfijnen. Of misschien zijn het wel dezelfde. Mijn snelheid is dan nog maar 4 knopen, maar even goed blijven de dolfijnen een tijdje om mij heen dartelen. Ze passen zich blijkbaar aan mijn snelheid aan en doen het dus echt voor de gezelligheid.

Zoals Wietse al had gezegd: er zijn hier weinig beschutte plekken. En mijn documentatie is niet op orde. Ik heb nu wel een paar oude zeekaarten, maar geen pilotboek van dit gebied, zodat ik niet weet wat me te wachten staat als ik een plek opzoek die er op de kaart beschut uit lijkt te zien. Ik heb wel de Reeds Nautical Almanac met summiere informatie, maar daarmee kan ik niet veel meer doen dan de grootste gevaren ontwijken. Ik besluit op open zee te blijven en de nacht door te zeilen. De zon gaat onder.


[Het wordt nacht op de kale oceaan, 1]


[Het wordt nacht op de kale oceaan, 2]


[Het wordt nacht op de kale oceaan, 3]

De maan komt op en zijn zilveren weerspiegeling in het water blijft de boot uren achtervolgen.


[De maan zeilt mee]

Er is hier echt helemaal niemand op het water en het zicht is uitstekend. Ik vind het daarom verantwoord om slaaptijden - of liever gezegd: rusttijden onderdeks - aan te houden van 25 minuten. Ik ga dan liggen op de bank aan lijzijde in de kajuit en zet steeds het eierwekkertje op 25 minuten. Ik houd mijn zeilpak, reddingsvest en lifebelt aan en stop het wekkertje in mijn kraag, vlakbij mijn oor. Maar ook als ik even wegdommel, steeds doe ik mijn ogen open enkele minuten voordat het wekkertje afgaat. Echt ontspannen ben ik dus niet. Vervolgens ga ik naar buiten. Speur de horizon af naar lichten van schepen, die er niet zijn. Controleer de zeilen, de koers, de wind. Neemt die toe of af? Zo nodig steek ik een tweede rif, of haal het er uit. Neem de rolgenua wat in, of vergroot hem wat. Soms een kop thee uit de thermoskan. En dan weer 25 minuten liggen. De autopilot houdt een koers van 35 graden ten opzichte van de schijnbare wind aan, zodat ik weet dat ik steeds de optimale koers vaar.

Ik zie deze nacht alleen een olieplatform, dat ik op een afstand van ongeveer 10 mijl passeer. Ik steek 50 mijl de oceaan in en maak weer een slag naar de kust als ik het meest westelijke punt van deze round-Britain tocht bereik. Dit is op 3 juni om 02.25 uur op de positie 53.51.8 N 011.33.7 W. Wel een beetje allenig zo midden op de oceaan. Je wordt er wat timide van. Inmiddels heb ik besloten voor anker te gaan bij Achill Island. Dit blijft gedurende de slag over stuurboord van 52 mijl terug naar het land precies bezeild op een koers van 90 graden. 's-Morgens om een uur of elf laat ik het anker neer.

Hier in Keel Bay, voor Achill Island, kan ik goed de houdkracht van mijn anker testen.


[Tuimelaar voor anker in Keel Bay]

Ik heb een vijftien kilo zwaar Rocna anker, drie kilo zwaarder dan aanbevolen, met een vijftig meter lange ketting, 25 meter langer dan aanbevolen. Het Rocna anker had ik gekozen, omdat het erg goed uit allerlei tests leek te komen, hoewel de objectiviteit en accuraatheid van de tests niet goed is vast te stellen. Als tweede anker heb ik een vijftien kilo Bruce anker, met vijf meter voorloopketting en een tros van vijftig meter. Het Rocna anker doet het volgens de tests op alle soorten bodems goed, maar steekt met kop en schouders boven de andere ankers uit in zachte bodems. Het Bruce anker heeft ook een goede staat van dienst, maar presteert beter dan de andere ankers in rotsbodems. Op de moorings liggend heb ik ontdekt dat de boot nogal naar links en rechts wiebelt door het hoge aangrijppunt van de mooringlijn. Door een landvast aan weerszijden van de boeg vanaf de bakboord en stuurboord kikkers naar beneden te laten lopen en die laag aan de mooring lijn te bevestigen wordt dit effect verminderd. De boot hangt op de aan weerszijden gespannen lijnen, die vlak boven het water aangrijpen. Dit zelfde systeem pas ik nu ook op de ankerketting toe met behulp van een speciaal ijzeren hulpstuk, een duivelsklauw, dat in de ankerketting grijpt, zonder dat je het hoeft te monteren.


[Duivelsklauw]

Als er trekkracht op komt zit het vast. Vervolgens vier ik de ankerlijn en zo wordt ook het ankerbeslag gespaard. Ook al zit het ankerbeslag nu goed vast, als de ankerketting er aan trekt komen er toch forse krachten op dat ver naar voren stekende stuk staal.

Achill Island is het grootste eiland van Ierland, met 1800 bewoners en heel wat vakantiehuisjes. Heinrich Böll heeft er in de jaren vijftig gewoond en na zijn dood heeft hij zijn huis hier beschikbaar gesteld voor schrijvers die even alleen willen zijn. Veel meer wetenswaardigs kom ik niet over het eiland te weten. Het maakt een wat waddeneiland-achtige indruk.

Het is steeds een heel gedoe, maar ik blaas toch de dinghy op om aan land te kunnen komen. De dinghy is eigenlijk te zwaar en te onhandelbaar voor mij alleen. Maar wie niet sterk is moet slim zijn. Met de grootzeilsval takel ik op de lier de dinghy uit het achteronder en naar het voordek. Daar blaas ik hem op met de voetpomp. Dan takel ik hem met de spinnakerval over de railing en laat hem te water.


[Dinghy wordt getakeld met de spinnakerval]

Ik versleep hem naar de achterkant van de boot. Neem de 19 kilo zware buitenboordmotor in en onder mijn armen en wurm mijzelf daarmee van het dek af en in de dinghy, waarbij ik steeds weer vrees ofwel met buitenboordmotor en al in zee te belanden, ofwel met de staart van de buitenboordmotor de dinghy lek te prikken. Hoe hobbeliger de zee is en hoe meer wind er staat, hoe lastiger het is. Maar het is steeds nog gelukt. Nu ga ik eerst een uurtje slapen en dan aan wal.

Bij het piepkleine havenkommetje spreek ik een paar vissers die in hun boot op de wal zitten.


[Havenkommetje]


[Vissers op wal]

Ik vertel over de haai en zij bevestigen zonder aarzeling dat dit een basking shark is geweest. Ik wandel wat over het eiland. Ook hier geen winkel in zicht. Of toch wel. Ik volg een bordje naar een woonhuis: Fresh Fish, Open. Ik loop het pad naar het huis op. Inderdaad een winkelruimte en, inderdaad, de deur is open. Daarbinnen een vrijwel lege ruimte met een geheel lege visvitrine en een paar koelkasten. Er is niemand. Wel hangt er een krantenartikel uit 1960 aan de muur over een dagje op Achill Island met een bezoek aan de basking shark vissers. Ik vermoed dat deze winkel van de in het artikel beschreven enthousiaste jonge hengelaarster is, of wellicht inmiddels van haar zoon of dochter. Het artikel beschrijft hoe de grote vissen in netten worden ingesloten en vervolgens met een gerichte speer in de hartstreek worden gedood en aan land gebracht. Vervolgens wordt alleen de enorme lever gebruikt, waaruit liver oil wordt gewonnen. Zo werden er vorig jaar, beschrijft het artikel in 1960, 700 drums van 40 gallons levertraan verscheept van Achill Island, representing a considerable number of sharks. Dat kun je wel zeggen, ja. Later lees ik dat deze haaien een lengte van 12 meter kunnen bereiken, dat ze alleen plankton eten die ze met hun verticale baarden uit het zeewater filteren, dat ze niet agressief zijn en niet gevaarlijk voor mensen. Er wordt inmiddels ook niet meer op gejaagd. Ze zijn zelfs beschermd. Een klein visje kan ik hier niet krijgen. Achter de winkel hangt de was te drogen tussen de visnetten. Het is uitgestorven.

 


[Fresh Fish, Open!]

De schapen lopen hier gewoon los en komen af en toe de straat op. Ze hebben er kennelijk genoeg.


[loslopende schapen]


[slootje springen]

Vanaf een uur of 9 's-avonds gaat het flink waaien (windkracht 6) en ook al lig ik dan aan een hoge wal, het is toch nogal open water, gewoon voor de kust in zee, dus niet in een kommetje. Een kwart mijl benedenwinds staat nog een grote rotspartij in zee (te zien op de foto van Keel Bay, een stukje hierboven), waar ik liever niet 's-nachts tegenaan waai.

Ik vier daarom voor het eerst mijn hele ankerketting uit en kom zonder problemen de nacht door.

De volgende morgen licht ik om 10 uur het anker en 20 minuten later zeil ik met volle zeilen de baai uit. Zonnetje, vlak water, ruime wind. Dat gaat lekker zo onder de hoge wal van deze baai, maar dat zal straks wel anders worden. Een visser komt me tegemoet in een open bootje. Hij houdt een in de zon glimmend zilverig visje omhoog: fresh fish, you want one? Ik wil wel, want het verse vlees is inmiddels op, maar zie op tegen het gedoe met bootje langszij, onderhandelen, wisselgeld, enzovoort, terwijl ik met zes knopen voort ga en niet kan stoppen. De visser ziet dat ook in, want hij maakt een gebaar van "laat maar". Ook deze man draagt geen reddingsvest. Langzaamaan begint zich daarover een idee bij mij te ontwikkelen. Het niet dragen van een reddingsvest duidt eigenlijk op de gedachte: ik ga echt niet mijn boot uit! Het wel dragen van een reddingsvest geeft dus blijk van een verkeerde mentaliteit: twijfel aan jezelf en angst om overboord te gaan. Je trekt toch ook geen parachute aan als je de Euromast bezoekt, want je bent echt niet van plan er van af te stappen. Nou dan, dat bedoel ik. Maar voorlopig houd ik mijn reddingsvest maar aan. Voor de mensen thuis zullen we maar zeggen.

Ik steek eerst ongeveer vijfenzenventig mijl de zee in. Dat is mijn eerste slag over bakboord. Om 01.40 uur ga ik overstag. Ik kan een koers van ongeveer 90 graden landinwaarts aanhouden. Ik zou kunnen stoppen bij Aran Island, morgenochtend vroeg, maar ik vraag me af of ik daar een voldoende beschutte ankerplaats vindt. (Ik doel hier op Aran Island op 55 graden noorderbreedte. Vreemd genoeg is er nog een Aran Island, veel zuidelijker, in Galway Bay.) Nu wreekt zich weer dat ik geen pilotboek van dit gebied heb. Ik verwachtte die hier wel te kunnen krijgen, maar nee dus. Om een uur of 9 's-avonds wakkert de wind nog wat aan. Te meer reden om een goede ankerplaats te vinden, maar de wal is in ieder geval nog bijna acht uur varen verwijderd. Bovendien ben ik bang dat de wind de komende dagen alleen maar gaat toenemen, zodat het steeds moeilijker zal worden om mijn voorlopige eindbestemming, Lough Swilly, te bereiken. Het lijkt mij beter om nog ongeveer 10 uur langer door te varen, rechtstreeks naar Lough Swilly. Dat is mijn voornemen voordat de nacht ingaat. Morgenochtend zie ik wel wat ik uiteindelijk doe. In de loop van de nacht merk ik dat de accu's leeg beginnen te raken. De B&G autopilot meldt namelijk: battery voltage low, 10.4 volts, wil je dat ik doorga? Ja hallo, B&G, natuurlijk moet je doorgaan. Zonder autopilot ben ik verloren. Ik start de motor om de accu's bij te laden. Na een uurtje zijn de accu's wat bijgekomen, maar nog niet vol. Ik zet vrijwel alle elektriciteit vragende functies uit. Ook de kaartplotter. Die kan ik over een paar uur weer even aanzetten om mijn positie te controleren. Alleen de driekleuren-lantaren in de mast laat ik aan. Dan bedenk ik me dat ik ook de windmeter en snelheidsmeter niet nodig heb en ik zet de hoofdschakelaar voor instruments uit. Dom, dom, dom. Daarmee schakel ik immers ook de autopilot uit en de boot begint in de nacht meteen overstag te gaan, terwijl ik binnen zit. Snel schakel ik de instruments weer in, duik naar buiten en breng de in de golven stilliggende boot met inmiddels volop klapperende zeilen weer op koers. Tot aan Lough Swilly moet ik nog twee keer een uur stroom draaien. Ik begrijp nu dat ik tijdens de vorige trajecten heb geleefd van de in de havens aan de walstroom opgeladen accu's, maar nu ik al een aantal dagen niet meer aan de shorepower heb gelegen kan ik het met één uur stroom draaien per etmaal niet bijbenen. Ik moet dus zuiniger omgaan met stroom op lange tochten.

Ik begin nu een beetje in de routine te komen van het nachtelijk doorzeilen. Aan het eind van de nacht slaap ik werkelijk een aantal keren 10 of 15 minuten. Dat helpt om de menselijke accu een beetje op te laden. Rond een uur of 10 op 5 juni krijg ik weer land in zicht, heiïge contouren weliswaar, maar het geeft toch een beetje een veilig gevoel.


[Land in zicht]

Schijn natuurlijk, want ik ben hier geheel op mijzelf aangewezen en de zee is net zo wild als 500 mijl verder naar het westen. Het waait flink en de hele nacht en de rest van deze tocht vaar ik met twee riffen. Van mijn eerdere beleid, dat ik pas bij 30 tot 32 knopen schijnbare wind aan een tweede rif ging denken, ben ik af. Ik heb inmiddels North Sails gesproken en die vonden het bij 22 tot 25 knopen wel hard genoeg waaien voor een tweede rif. Dat is een goed advies. De boot gaat veel minder schuin, loopt minder uit het roer en voor de snelheid maakt het niet uit. Met de rolgenua kun je gemakkelijk spelen om wat extra vierkanten meters zeil bij te zetten als het niet hard genoeg gaat. Hoog aan de wind zeilend weet ik Tuimelaar steeds op een snelheid van 6,5 tot 7,5 knoop te houden, een beetje afhankelijk van de golfslag en de mate waarin ik het zeiloppervlak aanpas.

's-Morgens na het ontbijt heb ik dagelijks een kort "genotsmoment." Ik maak dan een perfecte kop cappuccino met de van zus Lili gekregen handpresso, een soort handfietspomp waarmee je het hete water onder 4 bar druk door een espresso pad kunt persen. Melkschuimertje erbij en het resultaat doet niet onder voor the Coffee Company! Dit ritueel wordt ook op volle zee gevolgd.


[Cappuccino kit]

Om 13.00 uur bereik ik de noordwestelijke hoek van Ierland. Ik vaar tussen Bloody Foreland en Tory Island door.


[Bloody Foreland aan stuurboord]


[Tory Island aan bakboord]

Ik lees dat de Tories in het Britse parlement in de negentiende eeuw zo zijn genoemd naar de bewoners van dit eiland, destijds een anarchistisch zootje. Ik weet niet of ik het verhaal moet geloven, maar relevant voor het vervolg van mijn tocht is het niet. Die voorloopt voorspoedig en ik geniet van het schuimende water en de snelheid waarmee Tuimelaar daar nu met iets ruimere wind doorheen jaagt. Ik draai langs Fanad Head Lough Swilly in.


[Fanad Head]

Het water is hier vlak en de snelheid loopt soms op tot 9 knopen.


[Met 9 knopen langs Fanad Head, Lough Swilly in]

Ik heb ook nog stroom mee het Lough in, zodat ik de 13 mijl naar Fahan Marina in anderhalf uur afleg. Marina eigenaar John McDaid helpt me met aanleggen. Ik ben trots en tevreden dat ik het noorden van Ierland langs de westkust heb bereikt.